ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 13)

5. De Mongolen

De Mongolen of Tataren hebben onrechtstreeks hun steentje bijgedragen tot de ondergang van het Byzantijnse rijk. Twee mongolenrijken hebben gebloeid:

  • in de 13e eeuw dat van Dzjengis-Khan, dat zich uitstrekte van Noord-China tot aan de Zwarte Zee, maar onbestuurbaar bleek. Onder de zonen van Djengiz-Khan kwam de Mongoolse bedreiging tot Polen en Hongarije, waar de Mongolen de ridderlegers versloegen (in 1241), maar zich gelukkig terugtrokken omwille van de dood van de Groot-Khan in Mongolië. Dat is de redding geweest van Europa. Ze veroverden daarna nog Perzië en Syrië, maar moesten het onderspit delven tegen de Egyptische Mamelukken, huursoldaten-slaven uit het gebied van de Zwarte Zee die in Egypte een militair bewind hadden gevestigd.
    De vijandschap tussen Mongolen en Moslims verleidde de paus tot de idee van een bondgenootschap met de Mongolen tegen de Moslims. In de 13e en 14e eeuw zijn heel wat westerse gezanten voor de paus naar Mongolië en China getrokken om diplomatieke relaties aan te knopen. Willem van Rubroek, een Vlaamse monnik uit Ruusbroeck in Frans-Vlaanderen , was één van hen, in 1253. Na hem zal ook Marco Polo, in 1275, met die opdracht naar het verre Oosten trekken.
    Het relaas van Willem van Rubroek over zijn tocht in 1253-55 is in Nederlandse vertaling uitgegeven door de Heemkundige Kring van Tielt in 1984. Het was oorspronkelijk geschreven in het Latijn en werd in 1706 voor het eerst in het Nederlands vertaald en uitgegeven. In 2003 verscheen het reisverhaal van Stanley Stewart:




  • You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

    Leave a Reply

    You must be logged in to post a comment.