Archive for the 'Deel V: De Islam in de hedendaagse wereld' Category

GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (21)

Tenslotte nog enkele data over landen, waar de islam een niet onbelangrijke minderheid uitmaakt:

    India: hoewel volgens de grondwet van het moderne India de moslims gelijke rechten hebben, worden ze in de praktijk toch als tweederangsburgers behandeld. Talrijk zijn de botsingen tussen eerder radicale moslims en even radicale Hindoes, met dikwijls honderden slachtoffers. Een speciaal geval vormt de provincie Kashmir, waar 70% van de bevolking moslim is. Nationalistische en integristische moslims van Kasjmir worden bewapend door het nabije Pakistan en vechten voor onafhankelijkheid of aanhechting bij Pakistan.
    Filippijnen: in Mindanao, in het zuiden, leven een 3 miljoen Filippijnse moslims, of Moros, die een hardnekkige strijd voerden eerst tegen de Spanjaarden, dan tegen de Amerikanen en tenslotte tegen de Filippijnse regering in Manila. De fameuze president Marcos heeft hen in 1980 na een lange secessie-oorlog een zekere autonomie beloofd. Onder Cory Aquino kwam er een zekere ontspanning, maar het probleem is niet opgelost.
    Bosnië-Herzegovna: dit gebied was in 1482 door de Turken veroverd en een groot deel van de Slavische bevolking bekeerde zich tot de islam. Maar ook katholieke Kroaten en orthodoxe Serven bewoonden het gebied, dat in 1946 binnen het federale systeem van Joegoslavië een afzonderlijke republiek werd. Vanaf 1969 konden de moslims de nationaliteit ‘Moslim’ verwerven, zonder daarom noodzakelijk een gelovige moslim te zijn. Na 45 jaar communisme was een groot deel van de moslims inderdaad niet meer gelovig. Naast die moslims van Bosnië, is ook een meerderheid van de bewoners van de provincie Kosovo en een 30% van die van de provincie Macedonië moslim.
    Ex-Sovjet-Unie: ongeveer 44 miljoen moslims (op een totaal van 263 miljoen inwoners) leefden volgens de volkstelling van 79 in de vroegere Sovjet-Unie. Voor 70% van Turkse afkomst, de rest Iraans en Ibero-kaukasisch, leefden ze voornamelijk in de vier Centraal-Aziatische republieken van de gewezen Sovjet-Unie: in Kirghizistan, Oezbekistan, Tadjikistan, Turkmenistan, en in Kazakhstan en Azerbeidjan. Dit laatste, sji’itisch en Turkssprekend keerde zich naar Turkije, Kazakhstan met de helft van de bevolking Europees, is gericht op Moskou, Europa en het verre Oosten. De vier Centraalaziatische republieken hebben een soennitische bevolking en hebben onder de Sovjet-overheersing een eigen nationaal en etnisch gevoel meegekregen, dat voorlopig althans stand houdt tegen een eventuele herschikking van grenzen en loyauteiten. Nochtans beantwoorden die grenzen niet aan de verschillende etnische realiteiten en inter-etnische conflicten zijn dan ook niet van de lucht. Een panislamitisch politiek project is er evenmin, zodat in veel gevallen het oude (communistische) kader op basis van een etnisch nationalisme nog steeds de touwtjes in handen heeft.


GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (20)

Turkije
In 1923 wordt de republiek Turkije geboren uit de ruines van het Ottomaanse rijk. Mustafa Kemal (Ataturk) en opvolgers voeren een aantal hervormingen door, met het doel een geseculariseerde staat te stichten: een grondwet; algemeen stemrecht (de vrouwen krijgen reeds in 1934 stemrecht); één politieke partij; afschaffing van de polygamie, van de religieuze genootschappen, van de medrese (islamscholen); verbod religieuze kledij te dragen, de fez te dragen; verplichting tot burgerlijk huwelijk; invoering van het Latijnse alfabet (1928); invoering van de familienaam (1935).

Turkije blijft neutraal tijdens de tweede wereldoorlog, en gaat daarna een periode in van grotere democratisering en liberalisering: er worden meerdere politieke partijen toegelaten. In de jaren zestig komen er spanningen, o.m. door een verslechtering van de economie. In 1960 komt een eerste staatsgreep van het leger. Moeilijke jaren volgen, waarin religieuze en ultra-nationalistische bewegingen het concept van de Turkse staat in vraag stellen. In 1980 grijpt het leger weer in: het parlement wordt ontbonden en het leger installeert de dictatuur. Een drie jaar later begint de terugkeer naar een vorm van democratie.

Sinds 2002 is Erdogan, van de islamitische Partij voor Recht en Ontwikkeling (AKP) aan de macht. Hoewel gevreesd werd voor een terugkeer van de islamitische invloed op de Turkse politiek, is onder Erdogan Turkije verder op weg gegaan naar een democratisering. Sinds 2005 zijn onderhandelingen aan de gang over de mogelijke toetreding van Turkije tot de EU.
Maar veel problemen blijven onopgelost: vooral de Armeense genocide, het geval Cyprus en de Koerden. De Armeense genocide en het geval Cyprus, dat gedeeltelijk door Turkije wordt bezet, blijven een struikelsteen voor de EU. De situatie van de Koerden in Oost-Turkije heeft te maken met de naleving van de mensenrechten in dat land, en met de moeilijke erkenning van de eigenheid van het Koerdische volk. De semi-onafhankelijkheid van de Koerden in Irak vormt daarbij een heel gevoelig punt.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (19)

Iran

Als Iran als enige land een islamitische revolutie heeft gekend, dan ligt dat vooral aan het feit dat het ook het enige land is in de islamitische wereld, dat een gestructureerde, onafhankelijke en gepolitiseerde geestelijkheid heeft. De grote ayatollahs kwamen op in Iran als gevolg van de discussie tussen de voorstanders van de eenvoudige navolging (van de profeet) en die van het recht tot interpretatie van de leer. Deze laatsten haalden het en de ayatollahs werden de interpretatoren van de religieuze traditie. Ze vormden een piramidaal korps, met aan het hoofd de grote ayatollah. Ze waren financieel onafhankelijk omdat de gelovigen hen onderhielden, en ook politiek onafhankelijk van de staat, aangezien de hoogste geestelijkheid sinds de 18e eeuw in Irak (Nadjaf en Kerbala) resideerde.

Vanaf het einde van vorige eeuw verzette de Iranese clerus zich met hand en tand tegen de westerse invloed en dus tegen de sjahs. De laatste sjah, Mohammed Reza Sjah (sinds 1941 aan de macht) wilde de macht van de clerus breken. In 1963 begon ayatollah Khomeyni het verzet. Hij gaat in ballingschap in Irak, waar hij een politieke filosofie ontwerpt, die veel radicaler was en slechts door een minderheid van de andere grote ayatollahs zal worden aanvaard. Zijn volgelingen echter zullen samen met de marxistisch geïnspireerde intelligentsia van Iran de revolutie van 1979 ontketenen en de sjah verjagen. Nadien zijn de marxisten uitgeschakeld. Maar de revolutie is steeds beperkt gebleven tot het land zelf.
Van 1980 tot 1988 vocht Iran een bloedige oorlog uit tegen Irak (dat daarbij heimelijk door de VS werd gesteund).
In 1989 is Khomeyni gestorven. De meer pragmatische Rafsandjani werd de nieuwe president, terwijl Khamenei Khomeyni opvolgde als



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (18)

Pakistan

Vroeger deel van India, werd Pakistan opgericht in 1947 om als tehuis te dienen voor de Indische moslims. In feite bleven meer dan de helft van hen in India. In 1971 scheurde het oostelijke stuk zich af van Pakistan en werd Bangladesh.
Heel vlug hebben de militairen in Pakistan de macht gegrepen en ook nu nog speelt het leger een heel belangrijke rol. Pakistan is het toneel van heel wat etnische en religieuze conflicten: ongeveer 10% van de bevolking is sji’itisch of ismailitisch en klaagt over de onverdraagzaamheid van de soennieten.

Pakistan is een islamitisch land, maar steeds is er verzet geweest tegen de pogingen om de grondwet en het recht te vervangen door de sjarie’a. Onder de dictatuur van Zia ul-Haq kreeg de islamitische geestelijkheid meer macht over de staat. De laatste jaren gaat het land de weg op van een sterkere islamisering (o.m. pogingen om het banksysteem te islamiseren, dwz de rente te verbieden). De steun van Pakistan aan de geallieerde krachten tegen Irak in de eerste golfoorlog heeft in het land zelf voor veel protest gezorgd. Sinds het verdwijnen van de Sovjet-Unie had Pakistan voor o.m. de V.S. het belang verloren, dat het vroeger had. Nochtans kan het land een belangrijke rol spelen naar de vroegere islamitische republieken van de S.U. toe.

Door een staatsgreep van het leger kwam in 1999 Pervez Musharraf aan de macht. Deze koos na de aanslagen van 9/11/2001 resoluut de kant van de VS in de strijd tegen het terrorisme. Dat leidde niet tot serieuze problemen voor Musharraf, wiens ambtsperiode in een referendum van 2002 voor vijf jaar werd verlengd. Heel wat religieuze groeperingen zien deze seculiere Musharraf echter niet zitten en verzetten zich tegen zijn pro-westerse politiek.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (17)

2. De niet-arabische islamstaten

De belangrijkste zijn: met een islamitische meerderheid: Indonesië, Pakistan, Iran, Turkije; en waar de islam een minderheid is: India, Filippijnen, Bosnië, ex-Sovjet-Unie.

Indonesië

Het grootste islamitische land, maar toch geen islamitische staat: het politiek systeem van Indonesië sinds zijn onafhankelijkheid in 1945 erkent de grote godsdiensten (christendom, hindoeïsme en boeddhisme) als gelijkwaardig aan de islam. Dat is wellicht te danken aan het feit dat de islam relatief laat hier aankwam (13e-14e eeuw) en dat de islamisering vrij oppervlakkig is gebeurd.
De laatste twintig jaar grijpt er een vernieuwing plaats in de islam, op de eerste plaats echter op het religieuze en sociale vlak. Op het politiek vlak was er de officiële islamitische partij, de PPP, die echter door president Suharto sterk was geneutraliseerd. In het begin van de jaren negentig is Suharto begonnen met het opvrijen van de moslims, met het oog op zijn herverkiezing.

In 1998 wordt Suharto gedwongen af te treden, na de verslechtering van de economische situatie en protesten tegen de corruptie. Wahid, zijn opvolger en eerste echt gekozen democratische president, kon de chaos door Suharto achtergelaten niet herstellen en werd in 2001 afgezet. Zijn opvolgster, Megawati Sukarnoputri, dochter van Sukarno, slaagde er evenmin in de economische crisis het hoofd te bieden. Haar bewind blijft vooral in de herinnering door de terroristische aanslag op Bali in 2002.

Op dit ogenblik is Susilo Bambang Yudhoyono de president. Deze Yudhoyono was onder Megawati minister van binnenlandse veiligheid en werd na de aanslag op Bali het gezicht van de Indonesische strijd tegen het terrorisme. In december 2004 was het echter een verwoestende tsunami, die er de oorzaak van werd dat Indonesië nog maar eens in het midden van de internationale belangstelling stond.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (16)

Marokko

De Ottomanen kregen nooit vaste voet in Marokko. De Fransen wel, in 1912. In 1956 herkrijgt het land zijn onafhankelijkheid. Koning Hassan II volgt in 1962 zijn vader op en vaardigt een grondwet uit, die o.m. verbiedt dat er maar één partij zou zijn… Dat weliswaar niet uit bezorgdheid voor de democratie, maar voor zijn eigen positie. Het autoritaire bestuur van Hassan roept oppositie op. In 1971 en 72 tracht het leger de koning te vermoorden, maar het mislukt en een onbarmhartige repressie volgt. Naar het einde van de jaren zeventig mildert de koning zijn regime en bevordert hij het ontstaan van meerdere partijen. Hij blijft echter, als telg van een dynastie die sinds 1666 het land bestuurt, ondubbelzinnig de meester. O.m. dank zij de bouw van een reusachtige moskee in Casablanca heeft koning Hassan de opmars van de islamisten in zijn land kunnen stuiten.

Vanaf 1975 heeft hij de Marokkanen rond zich kunnen aaneensluiten in zijn strijd tegen het volk van de Westelijke Sahara, een gebied dat door Spanje in het begin van deze eeuw was bezet geworden. Het bevrijdingsfront voor de Westelijke Sahara, het Polisariofront, werd in 1967 opgericht om te strijden voor de onafhankelijkheid van dit stuk land. In 1975 trekt Spanje zich terug na een akkoord over de verdeling ervan tussen Marokko en Mauretanië. De strijd begon en dank zij de steun van Libye en Algerije behaalde het Polisariofront enkele overwinningen. Na een vijftal jaren trok Mauretanië zich er uit terug. Marokko vocht voort en behaalde in de jaren tachtig enkele successen. Maar het Polisariofront behaalde een grote diplomatieke overwinning, toen in 1982 de Organisatie van Afrikaanse Staten de Republiek van de Westelijke Sahara als 51e lid aannam.

In 1999 heeft Mohammed VI zijn vader Hassan II opgevolgd en is een voorzichtige democratisering van het land begonnen. Heel wat dissidenten keerden terug.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (15)

Algerije

Heel zijn geschiedenis lang is Algerije ten prooi geweest aan middelpuntvliedende krachten, zodat een sterke centrale macht eerder een zeldzaamheid was. Na de overheersing van de Ottomanen en de Fransen en een onafhankelijkheidsoorlog van acht jaar heeft Boumédienne (na Ben Bella, die meer charisma dan orde had) van 1965 tot 1978 een beetje revanche kunnen nemen op die geschiedenis. Hij wilde van Algerije een sterke regionale macht maken.

Belangrijk ook is in Algerije het fenomeen van de Berbers, die een groot stuk van het land bewonen en zichzelf de vrije mensen noemen. Op religieus gebied hebben ze steeds geopteerd voor een eigen particularistische invulling: toen ze zich tot het christendom bekeerden (in de vierde eeuw) werden ze donatisten (een ketterij); in de zevende eeuw werden ze na een taaie weerstand tegen de Arabische veroveraars moslims, maar charidji’s (de eerste afscheuring historisch gezien), later sji’ieten en, wanneer de Almoraviden in de elfde eeuw het Soennisme weer invoeren in Algerije, worden ze aanhangers van de Malikitische school, die meer belang hecht dan de andere aan plaatselijke gewoonten en gebruiken met hun mystieke gemeenschappen en maraboets of leiders. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het islamisme (van het FIS, het Islamitisch Heilsfront en nog een aantal verwante partijen en partijtjes) veel echo’s vindt in Algerije. Ook al moet gezegd dat het islamisme vooral een stedelijk fenomeen is.

Het FLN (Nationaal Bevrijdingsfront), dat aan de macht was sinds 1962, heeft vooral onder de opvolger van Boumédienne Chadli Bendjedid, de sociale en economische situatie gaandeweg zien verslechteren. Chadli werd gedwongen in 1989 een nieuwe grondwet uit te vaardigen, waarin geen sprake meer was van socialisme en meerdere partijen werden toegelaten, waaronder het FIS.

Toen het FIS bij de verkiezingen van 1991 na een eerste ronde dreigde de macht over te zullen nemen (ze hadden wel meer dan een miljoen stemmen minder dan het jaar daarvoor bij regionale en gemeenteverkiezingen, maar dank zij het feit dan 41% van de Algerijnen niet naar de stembus gingen waren zij de sterkst georganiseerde groep), hebben de moderniserende militairen de macht gegrepen. Mohamed Boediaf, een oude FLN-leider, werd na dertig jaar verbanning weer binnengehaald als president, maar werd kort daarop (in juni 92) vermoord. Sindsdien werden duizenden mensen het slachtoffer van de burgeroorlog tussen leger en islamisten in Algerije.
Sinds 1999 is Abdelaziz Bouteflika president. Het extreme geweld van de burgeroorlog is na acht jaar geluwd. Maar de vooruitzichten op de vorming van een democratische staat zijn niet erg gunstig.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (14)

Libië

In september 1969 werpt kolonel Kadhafi de koning, die sinds de onafhankelijkheid van 1951 over het land heerst, omver. Hij roept een culturele revolutie af, om het socialisme op te bouwen in Libië: met in de hand het ‘groene boekje’ richt hij in het hele land basiscomités op van het volk, en revolutionaire comités, die o.m. tot opdracht hadden opponenten van het regime in het buitenland te liquideren. Geen wonder dat voor o.a. de V.S. Libië en Kadhafi synoniem werden van internationaal terrorisme. Vandaar op 15 april 1986 de raid van de Amerikaanse luchtmacht op de residentie van Kadhafi.
Deze raid, de nederlaag van zijn troepen door die van Tchaad in 1987 en de groeiende ontevredenheid van het volk dwingen Kadhafi tot een (relatieve) liberalisering van zijn politiek. Op religieus gebied lijkt Kadhafi eerder een hervormer dan een islamist of integrist. Hij verwierp de Soenna en erkende enkel de Koran als wetsbasis voor zijn staat en kwam zo in aanvaring met de religieuze autoriteiten. Hij heeft de imams dan ook verboden in hun toespraken nog politieke onderwerpen ter sprake te brengen.

In 1988 ontplofte een bom in een vliegtuig boven het Schotse Lockerby: 259 inzittenden en 11 mensen op de grond kwamen om het leven. Heel vlug rees het vermoeden dat Libië achter de aanslag zat, als wraak voor die raid van de Amerikanen op Tripoli. Deze raid gold op zijn beurt als vergelding voor een aanslag op een disco in West-Berlijn in 1986, die de Amerikanen toeschreven aan Libië



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (13)

Soedan
In de negentiende eeuw was Soedan onder de Turks-Egyptische heerschappij een politieke entiteit geworden. In de eerste helft van deze eeuw leefde het land onder het Engels-Egyptisch condominium. De onafhankelijkheid volgde op de revolutie van 1952 in Egypte, die in dat land een einde had gemaakt aan de Britse voogdij.
Soedan wordt doorkruist, horizontaal en verticaal, door verschillende tegenstellingen: de etnische (tussen de Arabieren in het Noorden en de zwarte Afrikanen in het Zuiden), de sociale (rijk in het Noorden, arm in het Zuiden), de taalkundige (Arabisch in het Noorden, Engels en zowat 115 dialecten in het Zuiden), de religieuze (soennitische islam in het Noorden, christendom en animisme in het Zuiden) en politieke (het Noorden wordt goed bestuurd, het Zuiden slecht).

In zo’n land is een centraal bestuur uiterst moeilijk. En dus hebben sinds de onafhankelijkheid de militairen er sterk de hand in gehad: vooral Ja’affar Nimeiry (van 1969 tot 1985). Kort voor hij werd afgezet, voerde Nimeiry de sjarie’a in als wet, vooral omwille van de moeilijke situatie in het Zuiden. De huidige ‘dictator’, generaal Omar Hassan el-Bechir, regeert met steun van het Islamitisch Nationaal Front van Hassan Al-Toerabi (de Moslimbroeders van Soedan).

De burgeroorlog in Soedan tussen Noord en Zuid kreeg in 1983 een beslissende wending door het invoeren, in het Noorden, van de sjarie’a en de oprichting van het MPLS, de bevrijdingsbeweging van het Soedanese volk in het Zuiden. Sinds de val van Mengistu (Ethiopië) in 1991 is het Zuiden een belangrijke bondgenoot kwijt. De burgeroorlog heeft de economische situatie van Soedan hopeloos gemaakt. Bovendien heeft Soedan in de golfoorlog de kant van Irak gekozen, wat de relatie met de overige Arabische landen sterk heeft bemoeilijkt. Als klap op de vuurpijl zocht Soedan in 1991 contact met Iran.

In 2003, toen een staakt-het-vuren een einde maakte aan de burgeroorlog, kwam de regio Darfur (in het Westen van Soedan) in opstand tegen de centrale regering, die ervan beschuldigd werd de Arabische bevolking te bevoorrechten ten koste van de Afrikaanse. Gevolg was een repressie en etnische zuiveringen, die door de USA werden betiteld als een volkerenmoord.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (12)

Egypte

De ligging van Egypte in het centrum van de Arabische wereld tussen Noord-Afrika en het Midden-Oosten, tussen de Rode Zee en de Middellandse zee, tussen Noord en Zuid heeft de geschiedenis en de politiek van dat land sterk getekend.
Het is de oudste en meest bevolkte staat van de Arabische wereld en speelt al lang vóór Nasser de belangrijkste rol in die regio.
In 1922 had Engeland eenzijdig de onafhankelijkheid van Egypte uitgeroepen, en een jaar later werd Egypte een constitutionele monarchie met koning Faoed I. Onder koning Faroek nam Egypte in 1945 het initiatief van de Arabische Liga. Sinds 1952 zijn de ‘Vrije Officieren’ aan de macht met achtereenvolgens Nasser, Sadat en Moebarak.

In 1970 heeft Sadat, de opvolger van Nasser, Egypte een heel nieuwe koers doen inslaan: economische openheid, samenwerking met de V.S. (de Russen worden naar huis gestuurd), bevoorrechte relatie met Saoedi-Arabië. Moebarak, die de vermoorde Sadat opvolgt in 1981, blijft die politiek in grote lijnen trouw.

Het moderne Egypte wordt geconfronteerd met enorme problemen: een razendsnelle aangroei van de bevolking, een grote buitenlandse schuld, een groter wordende kloof tussen rijk en arm, groepen van radicale en terroristische islamisten. Vandaar de regelmatige terugkeer van aanslagen en de reactie daarop van de staat. De radicale islamitische stroming bemoeilijkt eveneens de samenleving van moslims en koptische christenen (ongeveer 10 % van de bevolking).
Egypte speelt op de internationale scène een niet onbelangrijke rol. Boutros Boutros Ghali, ooit secretaris-generaal van de V.N., is een Egyptenaar. Tijdens de golfoorlog leidde Egypte de coalitie tegen Saddam Hoesein van Irak. Dit heeft gezorgd voor een toenadering met de andere Arabische staten (sinds Sadat vrede sloot met Israël was Egypte uit de Arabische Liga gezet), en ook voor een regeling van de buitenlandse schuld (die de terugkeer van immigranten uit het Midden-Oosten en de vermindering van inkomsten uit het toerisme moest compenseren).



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (11)

Syrië
Het Frans-Syrisch akkoord van 1936 had de grenzen van het huidige Syrië vastgelegd, na heel wat strubbelingen (in verband met de vorming van Groot-Libanon en van de grens met Turkije) in de periode tussen de twee wereldoorlogen. In 1946 werd Syrië onafhankelijk. Het grenst aan vijf staten, met wie het in feite voortdurend in latent of open conflict leeft: Turkije, Israël, Libanon, Irak en Jordanië.

Tot 1958 heerste nogal wat instabiliteit, daarna was Syrië een drietal jaren verenigd met Egypte, tot 1970 was dan de Bath’ partij aan de macht, in 1970 tenslotte begint de periode van stabiliteit door de staatsgreep van Hafiz Al-Asad, die president wordt.
Asad is van oorsprong Alawiet, dwz. een dissidente tak van de sji’itische familie (die 11% van de bevolking in Syrië uitmaakt). De Alawieten ontlenen hun naam aan ‘Ali, die volgens hun stichter, Moehammad ibn Noesayr de belichaming was van het hoogste wezen, dat van de ene, onkenbare God was uitgegaan.

Het regime van Asad is gevestigd op militaire macht. De moslimbroeders, die zowat het protest van de overwegend soennitische bevolking tegen het regime, dat met de Alawieten wordt vereenzelvigd, vertegenwoordigen, werden zeer hard aangepakt.
De tussenkomst in Libanon vanaf 1975 en de regionale conjunctuur hebben Asad mogelijk gemaakt aan de macht te blijven. Hij heeft ook het meest geprofiteerd van de golfoorlog, door resoluut en zonder aarzelen de kant te kiezen van de Amerikanen, tegen de aartsvijand Saddam van Irak. Ook de goede verhouding met Saoedi-Arabië en Egypte, en de recente verzoening met de PLO hebben de positie van Syrië versterkt. Voor de vrede in het Midden-Oosten, met Israël (de Golan-hoogte) speelde Asad een eersterangsrol.
Na het overlijden van Hafiz Al-Asad op 10 juni 2000 werd hij opgevolgd door zijn zoon Bashar Al-Assad.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (10)

Irak
In 1921 wordt onder Brits mandaat Faysal, zoon van Hoesein, (de sjarief van Mekka) koning van Irak. De grens tussen Irak en Turkije wordt met Mustafa Kemal in 1926 geregeld en daardoor krijgt Irak de provincie van Mosoel (Noord-Irak). De grens met Syrië wordt bepaald mede door tussenkomst van de Volkerenbond. De grens met Iran en Koeweit zal aanleiding worden van twee oorlogen.

In 1930 verlenen de Britten Irak de onafhankelijkheid, maar hun invloed blijft dominant, dank zij o.m. de premier Noeri Al-Saïd, die tijdens en na de oorlog met de Britten blijft samenwerken.
In 1958 nemen, onder invloed van het nasserisme, enkele nationalistisch-arabische en linkse officieren de macht over en roepen de republiek uit. Achter die coup zit o.m. de Bath’ partij, die echter pas tien jaar later de macht helemaal in handen neemt. President wordt Ahmad Hassan Al-Bakr, vice Saddam Hoesein. Deze laatste wordt president in 1979.

Saddam Hoesein behoort tot de clan (Takriti), die een minderheid vormt binnen de Soennietische Arabieren in Irak. De sji’iten vormen bijna 60% van de bevolking, 3% zijn christen. De helft van de Soennieten in Irak zijn bovendien nog Koerden. Met Saddam is Irak de periode ingegaan van een persoonlijke macht, van een gewelddadige politiestaat, van een geforceerde modernisering, een nationalistisch elan en van militaire agressiviteit. De rampzalige oorlog met Iran heeft het land en zijn economie opgezadeld met een enorme buitenlandse schuld, die mede aan de bron ligt van de inval in Koeweit. De eerste golfoorlog heeft de situatie alleen nog verergerd.

De rebellie van de sji’iten in het zuiden en de koerden in het noorden van Irak hadden ongewild de positie van Saddam Hoesein versterkt, omdat ze de arabisch-soennietische kern rond de macht hadden verstevigd. De andere Arabische landen zagen trouwens geen heil in een verzwakking van Irak ten voordele van de niet-arabische landen Iran of Turkije. En deze twee zagen evenmin heil in een versterking van de Koerdische autonomie in Irak, want dit kon hen alleen problemen binnen het eigen land bezorgen. Vandaar dat de situatie van Irak vrij verward bleef. Tot het wel duur moest betalen voor de vergissingen uit het verleden, in de tweede golfoorlog en de bezetting door de Amerikanen.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.