ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 4)

Buitenlands doen zich een aantal ontwikkelingen voor die Frankrijk gunstig zijn:

  • de inkrimping van de Spaanse macht, begonnen met de uitbanning van de joden (al in 1592) en van de Moren (in 1610), die de handeldrijvende en industriële burgerij vormden, uit Spanje;
  • het verval van Italië
  • de overeenkomsten tussen Frankrijk en de Turken, waardoor Frankrijk de hele handel met de Levant via de Middellandse zee in handen krijgt.
  • Bovendien voerden Richelieu en Mazarin een politiek van vrede en evenwicht, o.m. door de uitbouw van een sterke militaire macht (landleger en vloot). Met het absolutisme begint immers ook de militarisering van de macht. Een politiek van evenwicht ook, steunend op een zo goed mogelijke verstandhouding met Engeland, tegen de blijvende dreiging van overwicht door de Habsburgers.
    Richelieu slaagde er wel niet in een goede koloniale politiek uit te bouwen. Noch de adel noch de zakenlieden zagen blijkbaar brood in een tweede Franse macht in de overzeese gebieden.

    Vooral Mazarin zal af te rekenen krijgen met de adel. Hij ging het nodige geld voor zijn politiek halen niet bij de armen maar bij de rijken, en kreeg daardoor vlug af te rekenen met de verwoede tegenstand van de adel. Deze adel steunde het




    You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

    Leave a Reply

    You must be logged in to post a comment.