GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (18)

Het Kalifaat van Damascus (4)

Moe’awiya behoorde tot de familie der Oemayyaden, een tak van de familie van de profeet. Die familie bezat de feitelijke macht in het groeiende imperium, met Damascus in Syrië als opkomende hoofdstad. De kaliefen ervan werden geconfronteerd met de problemen van het besturen van een uitgestrekt rijk en moesten zich daarom inlaten met de compromissen van de macht.
De volgelingen van Mohammed in Medina en Mekka telden niet meer mee en werden dan ook, toen ze in opstand kwamen, genadeloos uitgemoord: het kalifaat van Damascus betekent dus in feite het einde van de primitieve islam. Een nieuwe heersende klasse ontstaat, voornamelijk bestaande uit legeraanvoerders of stamhoofden. Onder hun leiding veroveren de Moslimlegers de hele Maghreb tot in Spanje toe.

In de jaren 90 van de zevende eeuw werd het Arabisch als bestuurstaal ingevoerd. Dat is zeer betekenisvol: in die taal was aan Mohammed het geloof in Allah geopenbaard. Die taal en hun geloof zal hen doen standhouden tegen de kracht van een Griekse beschaving, die hen op het ogenblik van hun veroveringen helemaal oversteeg. Dat met de taal ook een nieuwe munteenheid werd ingevoerd, was ook veelzeggend, want munten zijn symbolen van macht en identiteit.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.