GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel III (3)

De Osmanen slaagden er in dank zij hun superieure en militaire organisatie in die eerste helft van de zestiende eeuw Syrië, Egypte en West-Arabië te veroveren, en kort daarop Irak met Bagdad op de Safaviden (in 1534).

Het hoogtepunt van de macht bereikte het Osmaanse rijk onder Süleyman I de Prachtlievende (1520-1566), die ook nog Hongarije veroverde en oprukte naar Wenen. Die stad hield echter stand. Onder deze sultan sloten de Osmanen een verdrag met de Franse koning Frans I tegen Karel V. Na de dood van Süleyman kwamen minder krachtige figuren aan de macht, maar toch slaagden de Osmanen erin de veroverde gebieden tot in de zeventiende eeuw te bewaren. Op zee echter leden ze een verpletterende nederlaag bij Lepanto in 1571, tegen een door de paus bijeengebrachte coalitie van westerse machten. In 1683 leden de Osmanen een definitieve nederlaag bij Wenen: dit was voor het rijk het begin van het einde.

De Ottomaanse vorst droeg de titel van ‘sultan’ of padishah, waardoor hij uiting gaf aan zijn band met de Perzische koningstraditie; hij was echter ook erfgenaam van een specifiek islamitische traditie en mocht er aanspraak op maken dat hij het legitieme gezag uitoefende. Sinds de verovering van de arabische gebieden droeg hij ook bij gelegenheid de titel van ‘kalief’, maar dat impliceerde in die tijd niet dat hij aanspraak maakte op het universele of exclusieve gezag dat vroegere kaliefen hadden bezeten.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.