De grote transformatie (7) China

China voor de spiltijd.
Het land is verdeeld in kleine en grote min of meer onafhankelijke rijken, die mekaar voortdurend bestrijden.

Van ongeveer 1600 tot 1045 voor Chr. beheerste de Shang-dynastie een enorm gebied op de grote vlakte. Het is geen gecentraliseerde staat maar een netwerk van kleine paleissteden. Er is geen sprake van een egalitaire maatschappij, integendeel er heerst een geobsedeerde aandacht voor hiërarchie en klasse.
De edelen in de steden besteedden hun tijd aan godsdienst, oorlog voeren en jagen. De boeren op het platteland vormen gemeenschappen georganiseerd rond de terugkerende ritmes van de natuur: winter en zomer. Een vreemde mengeling van raffinement, intellectualisme en barbaarsheid, wreedheid en geweld, ook in de godsdienst.

In de elfde eeuw v.C. werden de Shang overrompeld door de Zhou-dynastie. De Zhou introduceerden een ethisch ideaal in een godsdienst die zich tot nog toe niet om moraal had bekommerd. De Hemel werd niet eenvoudigweg beïnvloed door het slachten van varkens en ossen, maar door mededogen en rechtvaardigheid. Dit wordt een belangrijk ideaal van de Chinese spiltijd. De rituelen dienen als middel om de mensenmaatschappij te conformeren aan de weg (tao) van de Hemel.

In de achtste, zevende eeuw voor Chr. zijn oorlog voeren, het hofleven en het familieleven onderworpen aan riten, die dat alles onder controle moesten houden. Er heerste m.a.w. een geregulariseerde conformiteit. Sommige van die riten hadden beslist een spirituele lading. Maar de spiltijd begint in China pas een tweetal eeuwen later.

In tijden van crisis (zesde eeuw voor Chr.) wordt Kong-qiu geboren (551-479), later in het Westen Confucius genoemd: de spiltijd is begonnen




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.