Archive for the 'Nieuwe Tijd' Category

ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 11)

  • de oorlog om de Spaanse erfopvolging (1700-1713). Resultaat van de vorige oorlog was een ernstige crisis zowel in Engeland als in Frankrijk. In Frankrijk werden het absolutisme en de absolute monarchie in vraag gesteld; er werd gestreefd naar een herstel van de politiek van Mazarin en Colbert, en van een goede verstandhouding met Engeland. In Engeland was de opinie tegen de oorlog, maar men werd geconfronteerd met nieuwe opkomende staten in Centraal Europa (Oostenrijk



  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 10)

    Hadden die eerste oorlogen nog een stuk economische motivatie, de volgende zijn uitingen van een imperialisme, voortvloeiend uit de absolutistische ideeën van Lodewijk XIV. De negenjarige oorlog, tussen Frankrijk en de Liga van Augsburg, onder leiding van de oudste tegenstander van de zonnekoning, Willem III van Oranje, die ondertussen ook koning van Engeland was geworden, eindigde op een status-quo. De Spaanse successieoorlog putte Frankrijk geleidelijk uit, en eindigde op de Vrede van Utrecht in 1713 met een paar merkwaardige resultaten: Engeland ontneemt Spanje Gibraltar, en gaat zo de toegang tot de Middellandse zee beheersen; de Oostenrijkse Habsburgers worden voor het verlies van de Spaanse erfopvolging (die aan de Bourbons wordt toegewezen) schadeloos gesteld doordat hen de vroegere Spaanse Nederlanden worden gegeven; Savoie krijgt Sicilië; de keurvorst van Brandenburg wordt



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 9)

  • de Hollandse oorlog (1672-1678) was het onvermijdelijke gevolg van de economische politiek van Colbert, die de afhankelijkheid van de franse economie t.o.v. de Hollandse vloot wilde breken. In navolging van Cromwell



  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 8)

    Met behulp van het leger zal Lodewijk XIV zijn politiek van dynastiek imperialisme gaan voeren: heel de regering van de zonnekoning is één daad van oorlog, onderbroken door periodes van wapenstilstand of gewapende vrede. Het begon met aanspraken, die de koning maakte op gebieden, die behoorden aan de Spaanse kroon, met name de Spaanse Nederlanden: de zogenaamde devolutieoorlog (1665-1668); daarna komt logischerwijze de Hollandse oorlog (1672-1678). Het prestige dat Frankrijk na die twee oorlogen bezat, heeft Lodewijk XIV grotendeels verspeeld in de volgende jaren: de negenjarige oorlog (1688-1697)als gevolg van de pogingen van de franse koning om delen van Duitsland in te palmen, en tenslotte de Spaanse successieoorlog (1700-1713) die ging om de erfopvolging van de Spaanse koning en om de dreiging die voor het evenwicht in Europa uitging van het vooruitzicht dat de Bourbons eventueel de Spaanse kroon konden erven.

    In detail:

  • de devolutieoorlog (1665-1668). Lodewijk XIV valt de Zuidelijke Nederlanden binnen, nadat die volgens het zgn. devolutierecht zogezegd aan zijn vrouw, dochter uit het eerste huwelijk van Philips IV van Spanje, toekwamen. Het was noch min noch meer een verkrachting van alle regels van het internationale recht. Die oorlog vloeide voort uit de imperialistische politiek van een absoluut heerser, die zich door God geroepen waande om heerser te zijn en boven alle regels en wetten te staan.
    Karel II (van Engeland) had een tweede Engels-Hollandse oorlog uitgevochten omwille vooral van koloniale belangen (Nieuw-Amsterdam). Na vrede te hebben gesloten, keerden Engeland en Holland zich samen tegen Frankrijk. Ook Zweden koos hun kant, zo dat Lodewijk XIV tegenover de drie toen sterkste zeemogendheden kwam te staan, en uiteindelijk koos voor de vrede: het verdrag van Aken van 1668 dat Frankrijk de Nederlanden deed ontruimen. Engeland en vooral Holland waren tegen Frankrijk, omdat de aanhechting van de Zuidelijke Nederlanden aan Frankrijk onvermijdelijk de heropening van de schelde en de herleving van Antwerpen als zeehaven had betekend: het ging dus om economische belangen. Frankrijk stond geïsoleerd tegenover een coalitie van andere landen, onder leiding van Engeland, coalitie die de rechten van Spanje op de Zuidelijke Nederlanden verdedigde. Dat betekende dus eveneens toenadering tot Spanje tegen Frankrijk.
    Gevolg van die devolutieoorlog was eveneens de ontbinding van de Rijnliga, waardoor Frankrijk in het Duitse Rijk geen overwichtpositie meer bekleedde. Het Europese evenwicht, dat in 1648 door de verdragen van Westfalen was tot stand gekomen, was twintig jaar later, bij de Vrede van Aken helemaal verzwonden.


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 7)

    4. Frankrijk onder Lodewijk XIV

    In 1661 besteeg Lodewijk XIV de troon en hij benoemde de burger Jean-Baptiste Colbert tot zijn minister van financies. Deze Colbert, zoon van een lakenfabrikant, is de architect van de geleide economie, die het Frankrijk van Lodewijk XIV zal maken tot een economisch zeer welvarend land. Zijn principes waren: de binnenkomende goederen, die voor verwerking in het land bestemd zijn, ontlasten; die producten belasten die verwerkt binnenkomen; de uitvoerrechten verminderen op de in het land vervaardigde goederen. De staat moest het initiatief en de controle van de economische vooruitgang van het land in handen houden. Colbert riep allerlei industrieën in leven (tapijt, zijde, metaal, glas), met de bedoeling goedkoop te produceren en uit te voeren, en zo rijke deviezen binnen te halen. Hij voerde ook, zoals indertijd Richelieu, een koloniale politiek om de Franse industrie grondstoffen en afzetgebieden te bezorgen. Maar evenmin als Richelieu slaagde hij in dat opzet.

    De politiek van economische expansie van Colbert kwam noodzakelijkerwijze in botsing met de prestigepolitiek van Lodewijk XIV. Dat was vooral te wijten aan de geografische ligging van Frankrijk, dat nu eens door de zee en dan weer door het vasteland werd aangetrokken.
    De economische politiek van Richelieu en Colbert steunde op de handelsbourgeoisie, op de havensteden en op de zee.
    De continentale politiek was die van het koninklijk hof, waarbij de koning tot eigen glorie meende vrij te kunnen beschikken over de inkomstenbronnen van zijn land, voor een weelderig hofleven en voor het leger, waarmee de koning zijn prestigeoorlogen, onderbroken door wapenstilstanden, zal voeren:

  • een weelderig hofleven: als voorbeeld geldt natuurlijk het kasteel van Versailles, vanaf 1682 koninklijke residentie, met 475 meter façade en plaats voor 5000 mensen (met nog eens 5000 in de bijgebouwen) Versailles herbergde het kruim van de Franse adel, die politiek monddood was gemaakt en zijn tijd doodde met sport, spel, opera, ballet, dans en lediggang.
  • het leger: op de vooravond van de Hollandse oorlog omvatte het staand leger 125.000 infanteristen en 47.000 ruiters, daarnaast 276 oorlogsschepen met 60.000 man scheepsvolk. Sébastien Leprestre de Vauban, militair ingenieur en later maarschalk, bouwde of herbouwde zo


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 6)

    3. De ontwikkeling in Engeland en de Verenigde Provincies.

    Onder Jacobus I en Karel I, die beiden streefden naar een



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe tijd (IV, 5)

    2. Ontwikkeling in het Duitse Rijk

    Na de mislukking van de Habsburgers om van het Duitse Rijk een erfelijke monarchie te maken, tekent zich een nieuw evenwicht aan door oriëntering van de katholieke staten naar het zegevierende Frankrijk: de Rijnliga, een verbond van geestelijke keurvorsten in de rijnstreek. Ze zoeken steun bij Frankrijk, dat door de verovering van de Elzas nader tot het Duitse Rijk was gekomen. Ook het katholieke Beieren wendt zich af van Habsburg om toenadering te zoeken met Frankrijk. Sociaal gezien ontstaat zo een verschil tussen de streken ten oosten van de Elbe, waar de boeren meer nog dan vroeger aan de landheren werden onderworpen, en de katholieke streken in het westen (Rijngebied en Beieren), waar de persoonlijke lijfeigenschap onder invloed van de stedelijke economie vlug verdwijnt.

    De keurvorst van Brandenburg had met de steun van Frankrijk dank zij de verdragen van Westfalen zijn gebied aanzienlijk vergroot. Zijn politiek was gericht op de Baltische zee, in samenwerking met de westerse zeemachten in dat gebied: Zweden en de Verenigde Provincies. Hij, Frederik-Willem, keurvorst van 1640 tot 1688, was trouwens gehuwd (in een eerste huwelijk) met Louisa-Hendrika van Oranje-Nassau, de dochter van de stadhouder der Verenigde Provincies. Hij voerde een monarchistische en centraliserende politiek, met een centrale regering, een gecentraliseerde administratie, een rechtstreekse grondbelasting en een sterk leger.
    Hét verschil met de westerse landen was de sociale structuur: de keurvorst van Brandenburg regeerde hoofdzakelijk over landheren en lijfeigenen. Om de eenheid onder zijn verschillende staten te bewerkstelligen deed hij beroep op het leger. In de westelijke monarchieën had het leger bij de vorming van de instellingen geen rol gespeeld. In Brandenburg was het leger er de spil van, een leger dat zijn officieren recruteerde onder de adel, de gesloten kaste van de Junkers ofte vroegere militaire veroveraars van de Slavische gebieden aan de Baltische zee, en zijn soldaten uit de lijfeigenen, die door de landheren aan de koning werden uitgeleverd of verkocht. Wat de belastingen betreft, de edelen weigerden eenvoudigweg de hen opgelegde grondbelasting te betalen. De belastingen werden dus maar verhaald op de landbouwers en op de stadsbevolking.

    In Brandenburg kan de monarchie zich slechts doen gelden door haar lot te verbinden aan dat van de grondadel, de Junkers. In het westen had de monarchie zich gevestigd door de voorrechten van de adel teniet te doen. In het westen was de monarchie dus een sociaal verschijnsel, ze steunde op een evolutie die de bevolking zelf onder invloed van de steden had ondergaan. In Brandenburg was ze bijna uitsluitend een militair verschijnsel: vandaar dat de westerse monarchieën naties vormden, terwijl die van Pruisen een leger vormde. Of zoals Mirabeau het zo treffend zei



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 4)

    Buitenlands doen zich een aantal ontwikkelingen voor die Frankrijk gunstig zijn:

  • de inkrimping van de Spaanse macht, begonnen met de uitbanning van de joden (al in 1592) en van de Moren (in 1610), die de handeldrijvende en industriële burgerij vormden, uit Spanje;
  • het verval van Italië
  • de overeenkomsten tussen Frankrijk en de Turken, waardoor Frankrijk de hele handel met de Levant via de Middellandse zee in handen krijgt.
  • Bovendien voerden Richelieu en Mazarin een politiek van vrede en evenwicht, o.m. door de uitbouw van een sterke militaire macht (landleger en vloot). Met het absolutisme begint immers ook de militarisering van de macht. Een politiek van evenwicht ook, steunend op een zo goed mogelijke verstandhouding met Engeland, tegen de blijvende dreiging van overwicht door de Habsburgers.
    Richelieu slaagde er wel niet in een goede koloniale politiek uit te bouwen. Noch de adel noch de zakenlieden zagen blijkbaar brood in een tweede Franse macht in de overzeese gebieden.

    Vooral Mazarin zal af te rekenen krijgen met de adel. Hij ging het nodige geld voor zijn politiek halen niet bij de armen maar bij de rijken, en kreeg daardoor vlug af te rekenen met de verwoede tegenstand van de adel. Deze adel steunde het



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 3)

    Binnenlands betekent dit dat het gezag van de koning nog werd versterkt tegen zowel de protestanten die op dat moment zowat een staat in de staat vormden, als tegen de adel.
    De protestanten: Richelieu heeft de strijd tegen hen aangebonden. Hun hoofdstad, de havenstad La Rochelle (aan de Atlantische kust) wordt na een beleg van anderhalf jaar ingenomen. Alle politieke voorrechten worden de Hugenoten ontnomen, maar hun godsdienstvrijheid wordt volledig.
    De adel: voortdurend komt die in opstand tegen het koninklijke gezag en weigert financieel de lasten van de staat mee te dragen. Dit zal tot gevolg hebben dat die adel alle politieke voorrechten verliest. Maar ook dat de belastingsdruk vooral woog op de boeren, die ook nog tegenover de plaatselijke adel in een totaal verouderde feodale relatie stonden. De nieuwe politieke situatie, waarbij de staat meer en meer de plaats innam van de adel als politiek beleidsorgaan ging niet gepaard met een gelijklopende hervorming van het maatschappelijk bestel. Door onder een centraliserende monarchie de sociale lasten van een achterhaald feodaal regime te laten voortbestaan, gaf die monarchie aanleiding tot een diepe crisis die langzamerhand het land tot in zijn grondslagen zou ondermijnen.
    De belasting voor het koninklijk gezag was gewettigd omdat ze de koning in staat moest stellen het land uit te rusten en er een moderne staat van te maken. Maar onder die monarchie werd de adel, die vroeger de taken had verricht die nu door de gecentraliseerde macht werden opgenomen, een parasitaire en bevoorrechte stand, die privé belastingen inde zonder als tegenprestatie iets voor de gemeenschap te doen. Dat alles zal de reactie verklaren van de Franse revolutie (meer dan een eeuw later weliswaar) en verklaart de slachting onder de adel, die toen heeft plaats gehad.
    De derde stand, de burgerij, van haar kant zal profiteren van de ontwikkeling, met als gevolg dat Frankrijk in Europa het machtigste en meest welvarende land wordt.



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 2)

    1. Frankrijk vóór Lodewijk XIV (1610-1661)

    We hebben Frankrijk achtergelaten bij de moord, in 1610, op Hendrik IV, de eerste Bourbon, grondlegger van het Franse absolutisme. Lodewijk XIII, zijn opvolger, was nog een kind en zijn moeder Maria de Medicis wordt regentes. Onmiddellijk volgde de revanche van de adel, die zich verzette tegen de absolutistische politiek van de koningen. Vooral het feit dat de adel onder Hendrik IV uit alle regeringszaken was geweerd en alle invloed had verloren, iets wat vooral financiële gevolgen had, voedde de ontevredenheid. In 1614 werd de Staten-Generaal bijeengeroepen, op initiatief van de adel, maar de verdeeldheid tussen de adel en de derde stand (= de rijke burgerij, die belang had bij een grotere eenheid en een betere financiële situatie door hervorming van het verouderde feodale belastingsstelsel) deed ertoe besluiten de vergadering op te heffen. De Staten-Generaal zou pas weer samenkomen in 1789, op de vooravond van de Franse revolutie, dus welgeteld 175 jaar later.
    Tien jaar later, in 1624, benoemde Maria de Medicis, tegen advies van de adel in, de kardinaal van Richelieu, Armand Jean du Plessis (1585-1642), tot eerste minister. Hij en zijn opvolger kardinaal Mazarin (1602-1661) zullen de politiek van Frankrijk binnen- en buitenlands beheersen tot 1661, het jaar waarin Lodewijk XIV koning zal worden.



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 1)

    Europa in de tweede helft van de zeventiende eeuw (1648-1715)

    Inleiding:

    1648 is het jaar van de verdragen van Westfalen, en meteen het einde van een oorlog, die dertig jaar had geduurd en vooral het gebied van het Heilige Roomse Rijk had geteisterd. Het was een poging van de Oostenrijkse Habsburgers om hun keizerlijk gezag te herstellen over het hele gebied van het Roomse Rijk. Begonnen als godsdienstoorlog, in Bohemen (Praag), werd het daarna vooral een politieke strijd om de hegemonie rond de Baltische zee (met de Denen, en daarna de Zweden als grote tegenstanders). De Spanjaarden komen hun Oostenrijkse familie te hulp, na eerst ook de oorlog met de Verenigde Provincies te hebben hervat. Ondertussen hebben Engeland en de Verenigde Provincies hun meesterschap op zee en in de kolonies versterkt t.o.v. Spanje en Portugal. Frankrijk komt laat op het toneel, eerst via steun aan de Zweden, later rechtstreeks.

    Bij de Verdragen van Westfalen komt Frankrijk als grote overwinnaar uit de bus, en begint de hegemonie van Frankrijk over Europa. De grote verliezer is Spanje, dat enkel betrokken is bij de vrede van Munster met de Verenigde Provincies, en zich de handen wil vrijmaken om de strijd tegen Frankrijk verder te zetten. Engeland is niet aanwezig in Westfalen en bouwt zijn zeemacht verder uit, ten koste van die van de Verenigde Provincies. Oostenrijk ziet definitief af van zijn ambitie het keizerlijke gezag over het hele Roomse Rijk te herstellen. In Centraal Europa komen nieuwe machtscentra opzetten: Brandenburg (met Berlijn), dat later het koninkrijk Pruisen wordt, Polen en vooral Rusland. De Turkse macht vormt op dat ogenblik nog een serieuze dreiging in Oost-Europa, maar zal in de loop van de volgende halve eeuw definitief worden achtergeslagen.



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 8)

    De dertigjarige oorlog (einde)

    Op aandringen van de paus en de Venetiaanse Republiek komen gevolmachtigden bijeen in Westfalen om daar nog vier jaar lang te werken aan een vredesplan. De verdragen van Westfalen in 1648, voorbereid door een eerste Europees Congres, betekenen het einde van de keizerlijke hegemoniepolitiek van de Oostenrijkse Habsburgers, het einde dus van de idee van een Europese eenheid onder leiding van de keizer, een eerste poging ook om Europa een statuut te geven op grond van een vast evenwicht, zowel politiek als godsdienstig.

    Engeland was niet aanwezig in Westfalen: het ging volgens de Engelsen om een zuiver continentale kwestie. Ook Spanje weigerde er aan deel te nemen. Wel sloot het met de Verenigde Provincies de Vrede van Munster, einde van de tachtigjarige oorlog en een onderdeel van de vrede van Westfalen, die een einde maakte aan de dertigjarige oorlog. De politieke onafhankelijkheid van de Republiek der Verenigde Provincies werd door Spanje zo officieel erkend, en Antwerpen werd daarvoor opgeofferd door in te stemmen met het sluiten van de schelde. Om een louter dynastieke oorlog te kunnen verderzetten tegen Frankrijk veroordeelde Philips IV de zuidelijke Nederlanden, en speciaal Antwerpen, tot de verstikkingsdood en tekende hij eveneens zijn eigen ondergang.

    De verdragen van Westfalen bevestigden de verbrokkeling van het Duitse rijk, en Frankrijk onder Mazarin steunde die evolutie. Het keizerrijk kwam nog meer verdeeld uit de oorlog dan toen hij begon. In dat rijk werd de positie van het keurvorstendom Brandenburg, dat overigens sterk onder de oorlog had geleden, versterkt: de vorst ervan, een Hohenzollern (sinds de 15e eeuw) kreeg door huwelijk ook het hertogdom Kleef (in de buurt van Nederland, doorsneden door de Rijn) en het hertogdom Pruisen. Als vergoeding voor de ellende, in de oorlog geleden, kreeg het ook nog Oost-Pommeren, Maagdenburg en Halberstadt aan de Elbe, en Minden aan de Wezer. Zo beheersten de Hohenzollern van dan af alle grote rivieren in Duitsland.

    Frankrijk kreeg de Elzas en had zo voor het eerst de Rijn als grens in het Oosten. Het werd de overheersende machtsstaat in Europa. Centraal Europa echter was nog slechts een mozaïek van soevereine staten, waaronder Saksen, Beieren en Brandenburg (dit laatste onder de naam: Pruisen) er al als monarchieën begonnen uit te zien. Het nieuwe tijdperk, dat van de nationale monarchieën, was definitief aangebroken.




    You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.