Archive for the 'Nieuwe Tijd' Category

ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 7)

De dertigjarige oorlog(2)

De tweede fase wordt gekenmerkt door de tussenkomst van buitenlandse legers. In 1621 hervat Philips III van Spanje de oorlog tegen de Verenigde Provincies, en zal later zijn Habsburgse collega in het Duitse Rijk ter hulp komen.
In Centraal Europa komen de Lutherse vorsten in verzet tegen de politiek van keizer Ferdinand II, die in hun ogen te machtig en bedreigend werd. Christiaan IV van Denemarken, ook een Lutheraan, die uit was op het bezit van de Baltische kusten, kwam hen ter hulp. Deze Christiaan was met Kopenhagen als centrum een maritieme politiek begonnen en wilde de handel in de Baltische zee onder controle krijgen.
Maar Denemarken was niet erg bevolkt (zowat een half miljoen mensen) en kreeg twee machtige legers tegenover zich: dat van de hertog van Beieren, en het beroepsleger van een Duitse avonturier, een soort Duits condottiere, Wallenstein. Deze Wallenstein wilde voor de keizer vechten op voorwaarde dat hij met zijn leger de door hem bezette gebieden mocht brandschatten: wat de Engelsen en Hollanders met hun piratenschepen op zee deden, deed Wallenstein op het land. Christiaan werd natuurlijk verslagen en de keizer was nu onbetwist meester in het rijk. Hij wilde dat rijk tot een zeemogendheid maken en benoemde daarom Wallenstein tot admiraal van de Baltische Zee en de Oceaan.
Deze situatie alarmeerde het Frankrijk van kardinaal Richelieu tenzeerste, maar dat werd op dat moment verlamd door een hernieuwde binnenlandse strijd tegen de protestanten, met de belegering van La Rochelle, het centrum van het protestantisme in Frankrijk. De Zweden van hun kant reageerden eveneens: hun energieke koning Gustaaf Adolf (die regeerde van 1611 tot 1632) streefde naar wat Christiaan van Denemarken al had beoogd: de heerschappij over de Baltische zee, die hij wilde omvormen tot een Zweeds meer. Met de financiële steun van Frankrijk richtte Gustaaf Adolf een tuchtvol en



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 6)

2. De dertigjarige oorlog (1619-1648)

Keizer Ferdinand II van het Rooms Rijk der Duitse Natie koos Philips III als model voor zijn eigen monarchale ambities: hij wou Bohemen (met Praag als hoofdstad) tot centrum maken van zijn monarchale macht en het daarom de katholieke eenheid en het absolutisme opleggen. Daartegen kwam Praag in opstand in 1619. En wat in het begin slechts een plaatselijk oproer was, werd het begin van een oorlog waarin heel het keizerrijk werd betrokken.
Een eerste fase werd ingeluid door een uitdagend gebaar van de opstandelingen. Zij boden Ferdinand V, de calvinistische keurvorst van de palts de kroon van Bohemen aan. Daardoor zou de katholieke meerderheid in het college der keurvorsten, dat de opvolger van een overleden keizer moest aanduiden, verloren gaan ten voordele van de protestanten. Dat vormde evident een bedreiging voor de keizerskroon van de Habsburgers en voor het katholieke overwicht in het rijk. Gelukkig voor de keizer schaarden de luthersen zich samen met de katholieken aan zijn zijde tegen de calvinist. De Tsjechen uit Bohemen werden verpletterend verslagen.
Daarop probeerde Ferdinand II met geweld Bohemen te germaniseren. Het katholicisme werd de enige toegelaten godsdienst en het protestantisme werd verboden. De adel moest plaats maken voor een nieuwe adel, bestaande uit Duitse avonturiers. Het Tsjechisch werd verboden en de Tsjechische cultuur uitgeroeid (verbanning o.m. van de Tsjechische humanist Comenius). Het gevolg laat zich raden: ontvolking van de steden, verval van de cultuur, onuitroeibare haat tussen Tsjechen en Duitsers (nog voelbaar tot in de twintigste eeuw: in 1939 wordt een deel van Tsjecho-Slowakije, Sudetenland, door Hitler geannexeerd; in 1968 vallen de legers van het Oostblok, waaronder de gehate Duitsers uit de D.D.R. Praag binnen) Geen wonder dat dit niet het einde van de oorlog betekende.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 5)

Spanje: Al was de suprematie ter zee van Portugal en Spanje aan het einde van de 16e eeuw gaan tanen ten voordele van Engeland en de Verenigde Provincies, toch bleef Spanje onder Philips III, de opvolger in 1598 van Philips II, een wereldrijk.
Philips III regeerde over Spanje, Portugal, de Zuidelijke Nederlanden, Franche-Comté, Sicilië, Napels en Milaan. Bovendien bezat hij de factorijen in Afrika, India (met Portugese handelaars), de Filippijnen, heel Zuid-Amerika en in Noord-Amerika Mexico en Florida. Door speciale familiebanden was hij bovendien verbonden met de Oostenrijkse Habsburgers, die een gebied bezaten rond de vroegere Oostenrijkse mark in Centraal-Europa, opgebouwd volgens de dynastieke formule: Oostenrijk, Karinthië, Stiermarken, Bohemen en Hongarije. Ze bezaten daarbovenop ook nog de keizerstitel. Dat keizerschap echter oefende nog slechts nominaal gezag uit over de mengelmoes van tientallen feodale staatjes en staten, alle min of meer soeverein, in het Duitse rijk. Een bevolking van om en bij de twintig miljoen mensen (Frankrijk zowat 15, Engeland 5 en Rusland 8 miljoen). De ambitie van de Oostenrijkse Habsburgers was de fictie van het keizerschap om te zetten in de realiteit, en ze konden daarbij rekenen op de Spaanse Habsburger Philips III.
Deze Philips III wou de katholieke monarchieën in Europa onder zijn dynastiek gezag verenigen, en zo de middeleeuwse idee van een door Gods wil gerechtvaardigd wereldrijk realiseren, met als politiek het autoritaire absolutisme op basis van de goddelijke zending van de koning. Zijn vader had het geprobeerd met oorlogen, hij deed het weliswaar op vredelievende manier, want de staatskas was leeg. Door een aantal huwelijken slaagde Philips III er in zowat alle katholieke vorsten in Europa tot rechtstreekse afstammelingen van hem te maken, en aan alle hoven de idee te doen ingang vinden van het absolutisme bij Gods genade.

Maar de dynastieke politiek zal in die tijd een scheiding teweeg brengen tussen de belangen van de koningen en die van hun onderdanen. De westerse monarchieën zullen hun staten en onderdanen gewoon als middelen gaan beschouwen in dienst van hun politiek. Om zich te handhaven zal het absolutisme ertoe gebracht worden op te komen tegen de naties die vroeger onder en dank zij de bescherming van de koningen waren gevormd. Het nationaal gevoel en het streven naar politieke en intellectuele vrijheid zullen in strijd komen met het absolutisme, dat een hinderpaal zal worden voor de normale vooruitgang van de moderne maatschappijen.
In Spanje zelf zal het absolutisme met zijn immense bureaucratie en zijn weelderige hofhouding, met via de inquisitie de enorme invloed van de geestelijkheid, door gebrek aan vrijheid en openheid leiden tot georganiseerde anarchie, totale intellectuele verdoving en verstarring.

Philips III, in het nauw gedreven, sluit in 1604 vrede met Engeland, in 1609 met de Verenigde Provincies. Om aan geld te geraken zal hij dan in 1609 de Morisco



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 4)

Frankrijk: de godsdienstoorlogen van de tweede helft der zestiende eeuw in Frankrijk kan men ook interpreteren als een laatste poging van de Franse adel, die algemeen gezien sympathiek stond tegenover de hervorming en het calvinisme, om het rijk opnieuw in domeingoederen te verdelen. De koning vertegenwoordigde echter het katholieke geloof (de traditie) en de eenheid van het land. Die eenheid nu



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 3)

De Verenigde Provincies: in 1609 werd, na dertig jaar strijd, door het sluiten van het Twaalfjarig Bestand de feitelijke onafhankelijkheid van Noord-Nederland door Spanje erkend. Zeven provincies, met Holland en Zeeland op kop, die elk een kleine soevereine republiek vormden, met aan het hoofd een pensionaris. De vroegere gouverneur van Holland en Zeeland, Willem van Oranje, was met de titel van Stadhouder, staatshoofd geworden, in 1584 vermoord en opgevolgd door zijn zoon, Maurits van Nassau. De eenheid van de zeven provincies werd bezegeld door de oprichting van een Staten-Generaal. Deze duidde de Groot-Pensionaris aan, die naast het staatshoofd zowat regeringshoofd was. Bij de benoeming van Maurits van Nassau werd de Raad van State opgericht als een permanent orgaan van de uitvoerende macht.

In 1609 waren de Verenigde Provincies, dank zij de Hollandse en Zeelandse vloot al een zeemogendheid, die zich met Spanje kon meten. Dit mede dank zij heel wat inwijkelingen uit de Zuidelijke Nederlanden, vooral dan uit Antwerpen dat in 1585 door de Spanjaarden was belegerd en ingenomen. In 1594 werd de Indische Compagnie opgericht, die zich te Java vestigde. Later, in 1602, vormde die samen met andere opgerichte Compagnieën, de Algemene Oost-Indische Compagnie. In 1607 versloeg de vloot der Verenigde Provincies die van Spanje, waardoor twee jaar later het Twaalfjarig Bestand werd afgeroepen.

Maurits van Nassau, de held van de opstand tegen de Spanjaarden, wou in navolging van zijn



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 2)

1. De ontwikkeling in de verschillende landen

Engeland. De 16e eeuw, vooral de tweede helft ervan, onder Elisabeth I (1558-1603) legt de grondslag voor de latere grootheid. De absolutistische neigingen van het koningshuis worden getemperd door het parlement, ook al is dat onder Elisabeth niet erg actief. Maar een gelukkig samenspel van monarchie en parlement zal beletten dat Engeland zich niet zoals bv. Spanje zal uitputten in onbeperkte oorlogen en overdadige ambtenarij en fiscaliteit. Door een gezond liberalisme, dwz door steun van de monarchie aan de privé-initiatieven wat betreft belegging van kapitaal in ondernemingen (ook in ondernemingen van slavenhandelaars!) zal Engeland zich verrijken. Londen zal de rol van Antwerpen als handelscentrum overnemen en met Amsterdam gaan concurreren. De ontwikkeling van het kapitalisme zal in Engeland echter onvermijdelijk gepaard gaan met die van het pauperisme. Maar ook op dat punt, de strijd tegen de armoede, zal Engeland voorop gaan: reeds in 1563 werd een



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 1)

Europa in de eerste helft van de zeventiende eeuw (1600-1650)
Inleiding:

Europa in 1600.
Op het einde van de zestiende eeuw waren er in Europa grofweg vier machtscentra in ontwikkeling:

Engeland, dat een eigen ontwikkeling volgde en door de ontwikkeling van de vloot en de handel met de overzeese gebieden weldra zou uitgroeien tot de grootste zeemogendheid (tegen het einde van de zeventiende eeuw)

De Verenigde Provincies, in opstand gekomen tegen Spanje en machtig aan het worden dank zij de vloot en de handel, met Amsterdam als opvolger van Antwerpen als handelscentrum.

Frankrijk, dat onder de nieuwe dynastie van de Bourbons, begonnen met Hendrik IV (+1610) zich zal ontwikkelen tot een absolute monarchie en zal streven naar een vorm van hegemonie in Europa.

De Habsburgers tenslotte, in een Spaanse en Oostenrijkse tak. De Spaanse Habsburgers (met Karel V en Philips II) hadden gepoogd in de zestiende eeuw hun hegemonie over de zee en over Europa te vestigen, maar vonden Engeland op hun weg (1588: vernietiging van de Armada). In de eerste helft van de volgende eeuw, de zeventiende, zullen de Oostenrijkse Habsburgers, onder Ferdinand II, proberen aan Centraal Europa hun hegemoniaal gezag op te leggen. Dit is de betekenis van de Dertigjarige Oorlog, die begon als een godsdienstconflict en eindigde als een politiek conflict. Resultaat zal zijn een nog grotere verbrokkeling en verval van het Duitse rijk en van Centraal Europa, een totale ineenstorting van Spanje en Portugal, de rijzende kracht van Frankrijk op het continent en die van Engeland en de Nederlanden op zee en in de overzeese gebieden, ten koste van Spanje en Portugal.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (II, 12)

Portugal tenslotte komt in 1580 in handen van Philips II. Spanje zal er tot in 1640 mee verenigd zijn. Hiermee is ook de rol van grote mogendheid, die het land sinds de 15e eeuw had gehad, uitgespeeld. De reden ervoor is zo ongeveer dezelfde als die waarom Spanje na de 16e eeuw van het toneel der grote naties verdween.
In de 15e eeuw was Portugal begonnen met het verkennen van de wereldzeeën: dit gebeurde onder impuls van Hendrik de Zeevaarder, die zich onderscheiden had in de strijd om Ceuta in het Noorden van Afrika, en daarna, als een soort kruisvaarder (want hij was heel vroom) de Westkust van Afrika liet exploreren,om het christendom te verspreiden en terloops ook wat geld te vinden.
Na zijn dood in 1460 slaagde Vasco da Gama erin de zeeweg naar India te vinden om de Kaap de Goede Hoop heen. Ondertussen had Portugal in Afrika de slavenhandel, die een bron van hoge inkomsten was, weer opgenomen. In 1452 kreeg Hendrik de Zeevaarder van de paus het recht de inboorlingen van de ontdekte gebieden tot slavernij te brengen. Hij betaalde de verkenning van de kust van Afrika met de opbrengsten van die slavenhandel. De bedoeling of liever het resultaat van het vinden van de zeeweg naar India was het doorbreken van het monopolie, dat Venetië en Genua tot dan toe hadden, van de handel (specerijen en zijde) van Europa met Azië.

Omdat de koning van Spanje na de ontdekking van Amerika door Columbus voor moeilijkheden vreesde met Portugal, dat op het punt stond via kaap de Goede Hoop India te bereiken en de zeevaartweg van de zijde voor zich wilde behouden, riep hij de bemiddeling in van de paus: in 1494 werd het domein tussen Portugal en Spanje verdeeld volgens de meridiaan, die 370 mijl ten westen van de Kaap Verdische eilanden liep. Zo verdeelden de beide landen de heerschappij over de wereld onder elkaar nog voor hij goed was ontdekt. Pas in 1507 zal de Florentijn Amerigo Vespucci, die in opdracht van de koning van Portugal naar Brazilië reisde, beseffen dat het nieuwe ontdekte continent een vasteland was. Het kreeg de naam Amerika.
Dank zij de overmacht van hun artillerie waren de Portugezen op korte tijd in Azië en Afrika meester van 20.000 km. kust. De Arabische zeemacht, die tot dan toe de zeevaart in en om de Indische en Stille oceaan beheerste, werd vernietigd. Een ramp ook voor Venetië. Goa werd in India de hoofdstad van de Portugeze bezittingen. Malacca, Canton (China) werden door de Portugezen bezocht en bezet. De invoer van specerijen uit India bracht de koning van Portugal enorm veel geld op. Maar die en de andere kapitalen, die uit de kolonisatie Portugal binnenstroomden, gebruikte de koning niet of nauwelijks voor het economisch leven, maar voor de weelde en het prestige van het koninklijk hof en ten dienste van een absolutistische politiek. De handel kwam in de handen van vreemdelingen, vooral van de Antwerpse kooplieden, en de eigen Portugese handelsvloot geraakte in verval. De ellende van de landelijke bevolking en het moreel ervan ging zienderogen achteruit. In een eeuw tijd was Portugal bankroet. In 1580 kwam het onder de heerschappij van Philips II van Spanje.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (II, 11)

De Tudors in Engeland:

Hendrik VIII (1509-1547) slaagde er niet in, ondanks een weelderige hofhouding, de Engelse financies ernstig te verzwakken. Ondermeer komt dit doordat Engeland in die 16e eeuw op profijtige manier oorlog voerde, en omdat Hendrik de door de reformatie vrijgekomen kerkelijke goederen liet beheren door een aantal getrouwen die een nieuwe soort adel, trouw aan de kroon, zouden gaan vormen. Het parlement zat ten tijde van de Tudors vol getrouwe edellieden en ook het lagerhuis was bevolkt met landjonkers en kleinere landheren, die hun aanzien aan het koningshuis te danken hadden. Die landjonkers in het lagerhuis waren jongere zonen van de edelen, die in Engeland de adellijke titel niet erfden; zo was het aandeel van de roerige burgers daar minder groot.
Na de dood van Hendrik kwamen er godsdienstige problemen: Edward VI, die jong stierf, werd opgevolgd door Mary Tudor, dochter van Katharina van Aragón (die de eerste vrouw was van Hendrik VIII), gehuwd met Philips II van Spanje, en streng katholiek gebleven. Ze voerde het katholicisme weer met harde hand in en kreeg daardoor de bijnaam van Bloody Mary. Ze stierf echter jong en werd opgevolgd door Elisabeth I, dochter van Hendrik VIII en Anna Boleyn, zijn tweede vrouw. Elisabeth was protestant en onder haar bewind kwam het anglicanisme op stevige poten te staan. Tevens kreeg Engeland natuurlijk in Philips II een geduchte vijand. De koningin van Schotland, Mary Stuart, katholiek, moest onder druk van de Calvinisten daar met John Knox Schotland uit, en zocht haar toevlucht bij Elisabeth. Zij was immers de troonopvolgster in Engeland als Elisabeth I kinderloos zou sterven. In London aangekomen, werd ze in de Tower opgesloten en later ter dood gebracht.
Toppunt van de strijd tegen Spanje was de overwinning van de Engelsen op de onoverwinnelijk geachte Spaanse Armada in 1588. En onder Elisabeth neemt ook het Iers vraagstuk een aanvang. De periode van Elisabeth is ook die van Shakespeare (1564-1616).



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (II, 10)

De Franse godsdienstoorlogen (1562 tot 1598).

Frankrijk had onder Frans I de dreigende omsingeling door Karel V weten te voorkomen, maar de hofhouding van Frans I en de talrijke oorlogen hadden het ook financieel aan de rand van de afgrond gebracht. Na Frans I was het ook uit met de krachtige vorsten van het huis Valois. Zijn opvolger Hendrik II en zijn kleinzoons, sterk onder de invloed van hun moeder Katharina de Medicis konden niet voorkomen dat het land ten offer viel aan de grootste verwarring, als gevolg van die oorlogen.
De Calvinisten, onder de naam Hugenoten (Eidgenossen), hadden gretig gehoor gevonden bij de adel, de opkomende kapitalisten en de middenstand. Het gewone volk werd weinig of niet door het protestantisme beroerd, behalve misschien in het zuiden waar eertijds de Albigenzen of katharen hadden geleefd. De Calvinisten, eerder anti-monarchaal, zullen steun zoeken bij Engeland, de katholieken bij Spanje. De koning zal proberen een bemiddelende rol te spelen.
In 1572 heeft de Bartholomeusnacht plaats, een nacht waarin in Parijs alleen al een 3000 protestanten worden vermoord samen met hun leider, admiraal de Coligny. De godsdienstoorlog eindigde meer dan 25 jaar later, als Hendrik van Navarra als Hendrik IV die eerste koning werd uit het huis van de Bourbons. Om als koning te worden aanvaard had hij zich wel weer tot het katholicisme moeten bekeren, maar



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (II, 9)

4. Philips II en het buitenland

Tijdens het bewind van Philips II krijgen we als voornaamste gebeurtenissen: de opstand van de Nederlanden tegen het Spaanse bewind (vanaf 1567), de Franse godsdienstoorlogen (1562-1598) waar Philips probeerde in tussen te komen ten gunste van de katholieken, en de definitieve vestiging van het Anglicanisme in Engeland onder Elisabeth I (1558-1603) waartegen Philips met zijn vloot, de Armada, in 1588 te pletter liep.

De opstand van de Nederlanden (1567 en volgende) had godsdienstige, economische en politieke oorzaken.
De noordelijke provincies waren sterk door het Calvinisme bewerkt, in de zuidelijke provincies was de hogere stand katholiek gebleven, terwijl de lagere standen sympathiseerden met de geloofshervormers, vooral met de Wederdopers en de Calvinisten. Van hen uit zou trouwens een beeldenstorm vertrekken, die in het zuiden en noorden enorme ravages aanrichtte en waar de hogere standen huiverig tegenover stonden.
De economische motieven waren duidelijk: de Hollandse en Zeelandse schippers hadden ten dele de handel rond de Baltische zee van de Hanze overgenomen en waren tegen elke vorm van Spaans mercantilisme en voogdij.
Politiek stonden de hogere standen achter de eis voor het behoud van hun traditionele politieke vrijheden tegenover het absolutisme van Philips.
Dank zij de acties van de bos- en watergeuzen (zo genoemd naar het franse



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (II, 8)

3. Philips II, zoon van Karel V.

In 1556 doet Keizer Karel V troonafstand. Dit is een belangrijke datum, want dan houdt de politiek op van het wereldimperium, die de regering van Karel had gekenmerkt. Zijn zoon Philips II kreeg Spanje, de koningrijken Napels en Sicilië, het hertogdom Milaan, de Nederlanden, Franche-Comté en het koloniale Spaanse rijk. Zijn broer Ferdinand I erfde de keizerskroon en de bezittingen van het huis der Habsburgers in Duitsland. De keizerskroon keert dus terug naar Duitsland, om daar nog slechts over een gewoon feodaal koninkrijk te heersen. De macht zit geconcentreerd in Spanje en in het uitgestrekte zeevaartrijk. Philips II was door zijn moeder, Isabella van Portugal, bovendien erfgenaam van Portugal, en door zijn huwelijk met Mary Tudor verbonden met Engeland. Zo ontstond rond de Atlantische oceaan een groots geheel




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.