Archive for the '2. Mijlpalen van de Europese eenwording' Category

Mijlpalen van de Europese eenwording (34)

De Eenheidsakte: vrijbrief voor het neoliberalisme?

De Europese Eenheidsakte (1986) is wellicht het minst gekende van alle Europese verdragen. Het beoogde tegen 1993 een grote interne markt zonder grenzen te realiseren. De gevolgen van deze Eenheidsakte lieten zich in praktijk dan ook vooral voelen na de ondertekening van het Verdrag van Maastricht (1992) waardoor een aantal dingen die reeds in 1986 waren afgesproken, onterecht aan dit laatste Verdrag worden toegeschreven. In feite kan de Europese Akte als een belangrijke voorloper van Maastricht worden gezien.

De Akte greep grotendeels terug naar een Witboek dat door de Commissie Delors was voorbereid en omvatte vooreerst een aantal ogenschijnlijk beperkte maar niet onbelangrijke institutionele veranderingen.
De Gemeenschappen kregen nieuwe bevoegdheden op het vlak van technologisch onderzoek en ontwikkeling, inzake milieu en wat betreft sociaal zaken, al was van een echt sociaal beleid zeker geen sprake.
De Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders kreeg officiële erkenning en dat was ook het geval voor de Europese Politieke Samenwerking als intergouvernementeel forum voor buitenlands beleid. Hiermee werd voor de eerste keer erkend dat er binnen de Gemeenschap twee soorten procedures zouden bestaan: een supranationale en een intergouvernementele. Wie herinnerde zich in 1986 nog dat 25 jaar voorheen Nederlanders en Belgen storm liepen tegen vergelijkbare voorstellen in het Plan Fouchet?
Ook het Europees Parlement kreeg meer macht. In een aantal gevallen werd voorzien in een zogenaamde



Mijlpalen van de Europese eenwording (33)

Europa en het einde van de Koude Oorlog.

De jaren 1985-1992 waren een tijd van grote veranderingen. We hebben er aan het begin van ons verhaal op gewezen dat men het ontstaan van de West-Europese integratie niet los kan zien van de onmiddellijke naoorlogse context en de deling van het grotere Europa in twee tegengestelde blokken. Die Koude Oorlogscontext leidde tot het dubbele uitgangspunt van velen in West-Europese diplomatieke kringen: economische en misschien op termijn politieke integratie in West-Europa en Atlantische militaire integratie onder Amerikaanse leiding.
Het aantreden van Gorbatsjov met zijn intern en extern hervormingsbeleid tastte deze geopolitieke zekerheden aan. De val van de Berlijnse Muur en de fluwelen revoluties van het najaar 1989 wijzigden vervolgens het aanschijn van Europa volkomen. Meer dan ooit tevoren stelde zich aan het begin van de jaren negentig de vraag hoe Europa zich zou positioneren ten aanzien van de Amerikanen, Russen en andere mogendheden in een wereld waar men op dat ogenblik weinig



Mijlpalen van de Europese eenwording (32)

Het Europese Parlement: rechtstreeks verkozen

Een andere Europese instelling werd serieus opgewaardeerd. In 1979 had de eerste rechtstreekse verkiezing plaats van het Europese parlement. Zonder dat het parlement hiermee echt meer macht kreeg, steeg het prestige van de instelling door deze stap behoorlijk. Tevoren was de rol van Europese parlementair immers een bijbaantje voor nationale parlementsleden. Nu kwamen er meer en meer parlementairen die zich voltijds met Europa bezig hielden. Een feit dat op zich wellicht minstens zo belangrijk is dat de formele bevoegdheden van de instelling. Gaande weg zou het parlement die bevoegdheden in die jaren ook krijgen, al zijn die nog steeds niet volledig te vergelijken met wat men normaal zou verwachten in een democratie.

Het Europees Monetair Stelsel

Einde jaren zeventig kwam onder impuls van de Europese Commissie het Europese Monetaire Systeem (EMS) tot stand dat de wisselkoersen tussen de verschillende lidstaten stabiliseerde door een systeem van interventie op basis van afspraken tussen de nationale banken. Het EMS kan als een voorloper worden gezien van de monetaire unie. Opmerkelijk was dat toen al de Britten hun pond buiten het EMS hielden, een teken aan de wand voor hun latere houding ten aanzien van de euro.

Uitbreiding naar het zuiden

In de periode van eurosclerose aan het begin van de jaren tachtig, kwam er nog een tweede uitbreidingsgolf tot stand. Griekenland werd lid in 1981, in dezelfde periode startten de onderhandelingen met Spanje en Portugal. Niet alleen werd hierdoor het gewicht van het Middellandse Zeegebied toe. Het ging ook om drie armere Europese landen waarvoor een zeer lange overgangstijd werd voorzien. Maar vooral hadden ze alle drie in de tweede helft van de jaren zeventig de weg naar de democratie teruggevonden. Zoals dat ook later voor Oost-Europa het geval zou zijn, onderschatten wij vaak de symbolische waarde die het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap voor die landen had. Natuurlijk ging het er ook om aansluiting te vinden bij de rijke club van West-Europese landen. Wie zou dat niet willen? Maar het werd toch ook gezien als een bezegeling van het democratiseringsproces. De val van het kolonelsregime in Griekenland, de



Mijlpalen van de Europese eenwording (31)

De Europese Raad: een nieuwe instelling

Een ander informeel overleg zou in de geschiedenis van de Europese instellingen nog een grote rol gaan spelen. Op initiatief van Giscard d



Mijlpalen van de Europese eenwording (30)

Aarzelend begin van een gemeenschappelijk buitenlands beleid

Aan het begin van de jaren zeventig zouden de eerste stappen worden gezet op weg naar overleg en coördinatie inzake buitenlands beleid. Toen sprak men van Europese Politieke Samenwerking (EPS), en het ging er over een



Mijlpalen van de Europese eenwording (29)

De Britse toetreding: een paard van Troje in Europa?

Na het wegvallen van de Gaulle stond de deur open voor de Britten die samen met Denemarken en Ierland vanaf 1973 lid werden. Ook nu verliepen de onderhandelingen met de Britten moeizaam en pas in 1975 zouden ze, nadat de toetredingsvoorwaarden heronderhandeld werden, een referendum over het lidmaatschap houden dat overigens glansrijk werd gewonnen. Dat neemt niet weg dat in Groot-Brittannië een eurosceptische stroom bleef bestaan, wat overigens ook gold voor een ander nieuw lid, Denemarken. Terwijl de Noorse kandidatuur een referendum niet overleefde.

Toch zou het verkeerd zijn alle Britten zomaar af te doen als opportunisten die Europese initiatieven enkel op hun nuttigheid taxeren. Margaret Thatcher, die in 1979 Brits premier werd en dat tot 1990 zou blijven, heeft ongetwijfeld een cruciale rol gespeeld in de wederzijdse (negatieve) beeldvorming tussen Eurofielen en Britten. Na het



Mijlpalen van de Europese eenwording (28)

De periode 1970-1984: Beperkte relance en eerste uitbreiding.

De jaren zeventig startten voor de Europese Gemeenschap met veel grote plannen. Nu de Gaulle van het toneel verdwenen was, leek de weg vrij te zijn voor een relance van het Europees integratieproces én voor de uitbreiding van de Gemeenschappen. De nieuwe Franse president Pompidou stelde zich immers constructief op. Er werden aanvankelijk dan ook grootste plannen gemaakt: zo werd de idee naar voor geschoven om binnen de tien jaar een economische en monetaire unie te creëren. Het comité Davignon lanceerde ook het voorstel om ook op het vlak van buitenlands beleid nauwer te gaan samenwerken. Maar die plannen botsten al snel op de uitdagingen die een snel veranderende wereld aan de Europese landen stelde.

Inderdaad, nog maar nauwelijks was het idee van een economische en monetaire unie gelanceerd, of de Amerikanen lieten eenzijdig het systeem van de vaste wisselkoers varen. Dit was één van de steunpilaren van het Bretton-Woods systeem geweest dat sinds de tweede wereldoorlog de monetaire stabiliteit binnen de Atlantische gemeenschap had gegarandeerd. Het resultaat was dat de wisselkoersen tussen de Europese landen meer in plaats van minder gingen fluctueren en men dus verder van een monetaire unie was dan ooit.

Twee oliecrisissen, één in 1973 (naar aanleiding van de Jom Kippoer oorlog tussen Israël en de Arabische landen) en één in 1979 (als gevolg van de Iraanse revolutie) versterkten nog de economische malaise in Europa. Wat hierbij met name in 1973 duidelijk werd, was dat Europa veel afhankelijker was van olie uit het Midden-Oosten dan Amerika en dat bijgevolg Europese en Amerikaanse belangen ten aanzien van dit conflict verschillend lagen. Het leiderschap van de Amerikanen kreeg in deze jaren, net na de Vietnam-oorlog, bij de Europese publieke opinie en beleidsmakers dan ook een behoorlijke deuk. Tegelijkertijd maakte de ontspanning tussen Oost en West die in de eerste helft van de jaren zeventig haar hoogtijd kende, de nood om bescherming te zoeken bij de Amerikanen voor vele West- Europeanen minder dringend. Evenzeer zouden vele Europeanen vanaf het einde van de jaren zeventig behoorlijk verontrust worden over de nieuwe Koude Oorlog die in de Verenigde Staten de kop op stak (cfr. Reagan).

Alles bij elkaar moeten we echter vaststellen dat de Europeanen op deze gebeurtenissen in verspreide slagorde reageerden. De nieuwe internationale constellatie nam zeker niet automatisch alle mogelijke aarzelingen weg om tot een verdere Europese integratie of samenwerking te komen, zoals de Europese federalisten nodig achtten. Aan het einde van de jaren zeventig, begin jaren tachtig namen velen dan ook het woord



Mijlpalen van de Europese eenwording (27)

Anderzijds moeten we vaststellen dat er ook vandaag nog steeds geen sprake is van een echt gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Wat dan weer te maken heeft met de nog steeds niet opgeloste keuzes tussen een Europees en een Atlantisch Europa. Puur door zijn omvang en zijn economisch gewicht is het herenigd Europa, zoals de Gaulle had voorzien, inderdaad en belangrijke speler op het wereldtoneel. Maar het is dat meer op het vlak van handel, klimaat en ontwikkelingssamenwerking dan in de harde veiligheidskwesties (cfr. Irak). Juist omdat de vraag naar de finaliteit van de Unie, naar haar rol op het vlak van veiligheid en defensie, nog steeds niet beslecht is. Men kan dat betreuren of toejuichen maar het dient wel gezegd dat althans de Gaulle blijk gaf van een visie die het Europees project in een breder internationaal perspectief plaatste.

Dat was bij zijn tegenstanders niet altijd evenzeer het geval. Kleine landen als België en Nederland zwoeren tegelijkertijd bij de supranationaliteit en Atlantische inbedding. Luns



Mijlpalen van de Europese eenwording (26)

De Gaulle visionair of reactionair?

Men kan veel kritiek hebben op de nationalistische inslag van de conservatieve de Gaulle, op zijn exuberante stijl ook; maar men kan niet ontkennen dat de man een visie had die het dagelijkse diplomatieke gehakketak oversteeg. Bovendien blijft zij ook vandaag nog relevant omdat men bij een deel van de Franse politieke elite en publieke opinie, vooral maar niet uitsluitend ter rechterzijde, tot op vandaag de sporen van de Gaulles erfenis terug vindt.
Wat de Gaulle voorstelde was geen supranationaal federaal Europa maar een



Mijlpalen van de Europese eenwording (25)

De Franse lege stoel en het compromis van Luxemburg (1965-1966)

De Gaulles kruistocht tegen de supranationale integratie zou bovendien leiden tot de eerste diepe crisis in de EEG. In de zomer van 1965 weigerde hij de implicaties van het Verdrag van Rome te aanvaarden. Dat voorzag immers dat er na een overgangsperiode waarin de unanimiteit nog steeds gold, in 1965 voor de landbouwuitgaven en de begroting zou worden overgeschakeld op beslissingen met een gekwalificeerde meerderheid. De Fransen weigerden dit te aanvaarden en namen vanaf juni 1965 niet langer deel aan de vergaderingen van de ministerraad. Het spreekt voor zich dat dit de werking van de EEG grondig verstoorde.

Intussen fulmineerde de Gaulle tegen de Europese Commissie (



Mijlpalen van de Europese eenwording (24)

De gaullistische benadering van de Europese samenwerking kwam voor het eerst tot uiting in een door Frankrijk geïnspireerd voorstel tot een Europese Politieke Unie, het zogenaamde Plan Fouchet. Het plan stelde een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid voorop en samenwerking inzake, wetenschap, cultuur en mensenrechten. Het voorzag ook in een aantal instellingen zoals een raad van ministers, en commissies van ambtenaren om de verschillende beleidsterreinen te coördineren. Dit alles op stevige intergouvernementele basis: beslissingen zouden met met unanimiteit worden genomen, van meerderheidsbeslissingen of een rol voor de Commissie was geen sprake. In feite voorzag het plan Fouchet dat er naast de bestaande instellingen binnen de EEG een nieuw soort Europese samenwerking tussen dezelfde zes landen zou groeien die echter helemaal niet supranationaal zou zijn.
Voorstanders van de supranationaliteit liepen dan ook storm tegen het plan. Met name de Nederlandse minister van buitenlandse zaken Luns, de latere NAVO secretaris-generaal, was uitermate achterdochtig en hij vond hiervoor steun bij de Belgen. In feite was het standpunt dubbel: enerzijds moesten meer supranationale elementen in het plan komen, anderzijds moest het duidelijk Atlantisch worden ingebed en moest met name de deur worden open gehouden voor nieuwe leden. Intussen had Groot-Brittannië immers haar kandidatuur voor de EEG gesteld en Luns eiste dat de Britten mee aan de onderhandelingstafel over de Politieke Unie kwamen zitten. Het plan Fouchet stierf dan ook een stille dood. De Gaulle zou zich immers meer gaan toeleggen op de samenwerking met Duitsland en blokkeerde met zijn veto de Britse toetreding, die hij te Atlantisch achtte.



Mijlpalen van de Europese eenwording (23)

De Gaulles Europa der vaderlanden.

Terwijl de Gaulles relatie tot de Amerikanen en de NAVO steeds moeilijker werd, maakte ook de EEG turbulente tijden mee met de eigenzinnige generaal. De Gaulle




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.