Archive for april, 2009

Eric Hobsbawm: wat te doen?

Nu blijkt dat de twee grote maatschappijmodellen van de twintigste eeuw, het communisme (en socialisme?) en het kapitalisme, hebben gefaald, zit de eenentwintigste eeuw met een grote kater. De Britse marxistische historicus Eric (92 jaar oud!) zit er ook mee. En wie niet, uiteindelijk? Misschien kunnen zijn bedenkingen ons inspireren.
Met dank aan de nieuwsbrief nr 73 (21 april 2009) van Pala.


By andre in Actualiteit  .::. (Add your comment)

Afghanistan: de Nederlanders in Uruzgan

Interessante lectuur o.m. voor onze minister van oorlog De Crem:

‘De Talibaan waren goedwillende boertjes’
NRC 31 januari 2009
Internationaal hulpverlener over Afghanistan, doodsbange soldaten en krijgsheren
Pieter Kottman
Interview | Zaterdag 31-01-2009 | Sectie: Overig | Pagina: Z04 | Pieter Kottman
Willem van de Put, directeur van hulporganisatie HealthNet, betwijfelt het nut van de Nederlandse missie in Afghanistan. Je kunt geen trui breien met appelstroop.
Op een door deze krant georganiseerd debat over Uruzgan sprak hij vorige week over achttienhonderd doodsbange jongens en meisjes in Kamp Holland. Hij kreeg er de lachers mee op zijn hand, vooral nadat hij eraan toegevoegd had dat ze een briljante voetbalwedstrijd spelen, maar op het verkeerde veld – en in een tenniscompetitie.
Willem van de Put, directeur van non-gouvernementele organisatie HealthNet TPO, sinds 1993 actief in Afghanistan, kan er een paar dagen later op zijn kantoor in Amsterdam nog wel om grinniken, maar hij relativeert een deel van zijn uitspraken. Niet ik denk dat ze doodsbang zijn, dat concluderen de Afghanen. Die zien de Nederlanders slechts mondjesmaat en als ze ze zien, zijn ze zwaarbewapend. Voor het overige verschansen ze zich in dat gigantische kamp. Hun gevolgtrekking ligt dus voor de hand.
Van de Put (1959) studeerde filosofie en antropologie, met als specialisatie medische antropologie. Vanaf begin jaren negentig van de vorige eeuw deed hij voor Artsen Zonder Grenzen onderzoek naar de effecten van collectieve traumas in gebieden met een oorlogsverleden, zoals Albanië, Gaza, Rwanda en Zaïre. In Cambodja, waar hij, met onderbreking, zes jaar woonde, onderzocht hij waarom de bevolking geen gebruik maakte van gezondheidsdiensten. Het bleek direct verband te houden met oorlogstraumas, opgedaan tijdens het schrikbewind van de Rode Khmer (1975-1979), dat miljoenen Cambodjanen het leven kostte. Het land was – en is dat deels nog steeds – verlamd door een oorlogsverleden. Samen met Joop de Jong, oprichter van Transcultural Psychosocial Organization (TPO), nu hoogleraar geestelijke gezondheidszorg en cultuur aan de VU, organiseerde Van de Put in het hele land een vorm van basispsychiatrie, die zich richtte op de sociale aspecten van collectieve traumas. Een groot deel van de bevolking beschouwde het leven als voorbij, zodanig dat ze het zelfs niet meer de moeite waard vonden om voor hun kinderen te zorgen. Ze gingen letterlijk de wildernis in, met alle gevolgen van dien voor de volgende generatie.
Volgens Van de Put werd hun psychosociale aanpak destijds weggehoond in de wereld van internationale hulpverlening. Men vond het luxeproblemen, waarover je, als ze al bestonden, vooral niet moest praten. Men achtte het ook onbegonnen werk. Het ging om voedsel, onderdak, onderwijs en een basisgezondheidszorg; waren die er eenmaal, dan kwam de rest vanzelf goed. Maar Cambodja was een glashelder bewijs dat dit niet zo is, net als Afghanistan. Daar zeggen mensen zelf na dertig jaar oorlog totaal de kluts kwijt te zijn. Zelfs de interpretatie van de islam is volgens geestelijken ter plaatse verstoord door oorlogstraumas.
In 1998 werd Van de Put directeur van HealthNet, dat in 2004 fuseerde met TPO. Zijn organisatie stelt zich ten doel de gezondheidszorg te herstellen in gebieden die in oorlog zijn, of daarna. Vorig jaar had de organisatie een omzet van 15 miljoen euro. Voor alleen Afghanistan staat voor de komende drie jaar 110 miljoen dollar op de begroting. In Afghanistan organiseert HealthNet op dit moment gezondheidszorg in 23 provincies, waaronder Uruzgan, vooral met malariabestrijdingsprogrammas. In zeven provincies wordt ook psychische hulp aangeboden. Met name huiselijk geweld is een wijdverbreid probleem, door Van de Put omschreven als een normale reactie op een abnormale situatie. Vrouwen rapporteren verbetering door de groepsgesprekken onder leiding van vrouwen en geestelijken. HealthNet heeft samen met het Afghaanse ministerie van Volksgezondheid ongeveer vierduizend lokale medewerkers in dienst.
Kernbegrippen voor HealthNet zijn volgens Van de Put zelfredzaamheid en pragmatisme. De bevolking moet zelf aan de slag, het is hun gezondheidscentrum, hun land. Gewend aan hulp als de bevolking was, lokte die benadering aanvankelijk protesten uit. Maar de methode werkt, volgens Van de Put: HealthNet trekt anders gewoon naar een volgend dorp en dan kiest men al snel eieren voor zijn geld.
Pragmatisch zijn we in de zin dat we principiële discussies uit de weg gaan. Er dreigde een tekort aan vroedvrouwen, omdat de Talibaan vrouwen niet naar school wilden laten gaan. We noemden de opleiding die we gaven eenvoudigweg geen school – en daarmee was het probleem voor de toenmalige, provinciale Talibaan-leiders uit de wereld. We hebben wat dat betreft veel te danken aan twee fantastische Soedanese artsen in die, wijs geworden door de ervaring in eigen land, haarfijn konden uitleggen dat de sharia een doodlopende weg is in de gezondheidszorg. Er waren in Soedan op een gegeven moment geen vrouwen meer die de medische zorg voor vrouwen op zich konden nemen. Gevolg: vrouwen gingen massaal dood. Aha, zeiden de Talibaan, ja, daar zit wat in – om vervolgens een oogje dicht te knijpen. Geweldige sessies waren dat.
HealthNet TPO wil mensen helpen zichzelf te helpen. Blijft dat geen dode letter?
Je komt als hulpverlener altijd vrij gemakkelijk binnen. Het probleem is: wanneer ga je weer weg? Hulp leidt snel tot afhankelijkheid van de vluchtelingenbevolking: Cambodjanen die jarenlang in kampen aan de Thaise grens zitten, Afghanen in Pakistan, Soedanezen in Noord-Oeganda – allemaal groepen die jarenlang blootgesteld worden aan NGOs. Somalië was een gruwelijk voorbeeld, waar enorm veel doden zijn gevallen door een overkill aan noodhulp. Mensen dachten: alles is hier, scholing, artsen, voedsel, dan ben ik toch gek als ik naar mijn dorp terugga? En toen, doordat er veel te veel mensen in een veel te klein gebied zaten, brak er een cholera-epidemie uit. Hulporganisaties beseffen nu beter dan vijftien jaar geleden dat ze weg moeten gaan zodra mensen hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen. Noodhulp is geen ontwikkelingshulp, de bureaucratische muren daartussen moeten geslecht worden.
Of juist niet, zodat het onderscheid duidelijk is?
Door de scheiding tussen korte- en langetermijnhulp ontstaan perverse effecten. Er is laatst weer een hele discussie geweest in VN-verband in Islamabad. Zo mocht volgens de richtlijnen van ontwikkelingshulp aan Afghaanse boeren, die ophielden met papavers te verbouwen, geen zaaigoed gegeven worden. Dat was voorbehouden aan internally displaced persons, vluchtelingen in eigen land. Maar het is natuurlijk absurd dat boeren die wegtrekken van hun grond, zaaigoed krijgen en degenen die blijven, niet.
Hoe belangrijk is gezondheidszorg?
Eind jaren negentig kwam ook de Wereldbank tot de conclusie dat economische ontwikkeling niet alles is. Een land dat in puin ligt heeft een minimale gezondheidszorg nodig, zodat de bewoners het weer kunnen opbouwen. Daarbij zijn we tot het inzicht gekomen dat in landen waar een conflict gaande is of net is afgelopen, gezondheidszorg één van de weinige terreinen is waarover geen onenigheid ontstaat. Heb je het over onderwijs, dan is het onmiddellijk de vraag of meisjes ook naar school mogen, praat je over plattelandsontwikkeling, dan ontstaat er ruzie omdat het weggetje langs mijn huis moet lopen en niet langs het zijne – bijna alles is een reden om de strijd voort te zetten. Maar over gezondheidszorg is iedereen het eens. Tot in het absurde: groepen die tegenover elkaar staan, hebben vandaag gezonde leden nodig om elkaar morgen weer de hersens te kunnen inslaan. Ook Talibaan, is onze ervaring, vinden het niet leuk dat hun kind de hele nacht ligt te schreeuwen, omdat het ziek is.
Welke situatie trof u aan in Afghanistan in 1993?
Wij gingen met de vijf miljoen Afghaanse vluchtelingen, die in Pakistan zaten, mee de grens over. In 1989 waren de Russen weggetrokken; je had die prachtige spotprent waarop je de laatste Rus over de grens ziet springen en waarop de ene Afghaan, met tulband, tegen de andere, met Pashtun-muts, zegt: Ali, nu de Russen weg zijn, moet ik je zeggen: die pet van je bevalt me niet. Dus vanaf 89 begonnen de krijgsheren elkaar te bestrijden, met al die vluchtelingen als gevolg, en met als hoogtepunt de knokpartij om de hoofdstad Kabul, waarbij de halve stad in puin werd geschoten. In 93 begon dat allemaal een beetje te bedaren, het was min of meer duidelijk wie waar de baas was.
En de Talibaan kregen het voor het zeggen.
Het Westen vergeet wat voor geweldige bevrijding zij aanvankelijk waren voor de bevolking. Het is een beetje als Mussolini die de maffia aan kon. Nadat zij de papaverteelt onder druk van het Westen niet halalverklaarden, verdween die – meteen: ik heb het tot mijn stomme verbazing zelf gezien in Helmand. En ze maakten een eind aan de afschuwelijke decadentie van de elkaar bestrijdende warlords, die, stijf van de heroïne en met een fles whisky in hun ene hand en een geweer in de andere, hele dorpen kapot schoten, alleen omdat ze met een mooi opgemaakte jongen van twaalf wilden trouwen.
Is dat niet een al te bizarre voorstelling van zaken?
Néé, dat was letterlijk de aanleiding voor de eerste mars op Kandahar van Talibaan-leider Mullah Omar. [Staatshoofd tijdens het Talibaan-bewind, nu gezocht door de Amerikanen, red.] Hij is groot geworden dank zij zijn bestrijding van twee warlords, die een coterie om zich heen hadden van met belletjes behangen jongens die aanvallig door de straten liepen. Daar reden ze in een tank achteraan, waarmee ze de stad bestookten. Net als in grote delen van de rest van de wereld, bestaat homoseksualiteit zogenaamd niet in Afghanistan, maar de knapenliefde is geaccepteerd, zoals bij de Grieken. De vrouw is heilig, dus zoeken bronstige mannen vervanging. Lees de Nederlandse wijsgeer Frits Staal, die daar prachtig over geschreven heeft. Met zelfbeheersing en beschaving behandeld, hoeft zon jongen daar niet slecht uit te komen, het is een fase in zijn leven. Maar deze liederlijke krijgsheren maakten er een parodie van, zoals ze een onbeschaamde wanvertoning maakten van alles. Ze hadden volkomen lak aan de belangen van de bevolking, die dat op een gegeven moment niet meer pikte. En die opstand tegen dit decadente verval, die Talibaan is gaan heten – die is de Afghanen aanvankelijk goed bevallen.
Het brengt Van de Put op het beeld dat van de Talibaan bestaat, een soort monsters. Begrijp me goed, zegt hij, die zaten er tussen, maar het overgrote deel waren simpele, goedwillende, maar zeer conservatieve boertjes die uit lijfsbehoud hand- en spandiensten verrichtten, als het zo uitkwam.
Mullah Omar was zelf een simpele, onopgeleide boer. Wij hadden een kantoor naast het huis in de omgeving van Kandahar waar hij woonde. In die tijd was er een Indiaas vliegtuig gekaapt, dat twee weken aan de grond stond in Kandahar. s Avonds ging de hele stad naar het vliegveld, op ezels en met picknickmanden en al. Fantastisch, iedere avond zaten er honderden mensen bij die startbaan. Er waren twee opties: óf het toestel zou worden opgeblazen – en dat wilden ze zien – óf de passagiers zouden worden vrijgelaten en dan zouden ze de blote buiken van de Indiase vrouwen zien. Kans van hun leven om vrouwenvlees te zien! Onze man daar, een Pakistaan, zag op een gegeven moment Mullah Omar zijn huis uit komen, schreeuwend: Ik wil ook! Ik wil ook! Zijn lijfwachten hebben hem ervan moeten doordringen dat het een staatshoofd niet paste zich daar te laten zien. Het was een heel kinderlijke man.
En Van de Put vertelt over de 21-jarige, beetje etherische decaan van de universiteit van Jalalabad. Hij was aangesteld omdat hij Talibaan was, dat besefte hij al te goed. Hij zei: Het is wel vreemd dat ik nu decaan van de universiteit ben, ik heb alleen de koranschool doorlopen. Het leek hem wijs alleen in actie te komen op het moment waarop er knopen doorgehakt moesten worden. Dat moment kwam. De professoren van het academisch ziekenhuis, nog opgeleid door de Russen en behept met een idee van management waar wij knettergek van werden, handelden als bijverdienste in autowrakken en die namen de hele binnenplaats van het ziekenhuis in beslag. Wij vonden dat die weg moesten. De decaan bleek het met ons eens te zijn, waarop de autowrakken prompt verdwenen. Naderhand zei hij: Het is eigenlijk helemaal niet zo moeilijk decaan van een universiteit te zijn!
Wat is het verschil tussen de Talibaan toen en nu?
Wat wij vandaag de Talibaan noemen is in de ogen van de Afghanen iets heel anders dan die van destijds. Dat waren gewone Afghanen, traditionele, conservatieve Pashtun-boeren. Die werden begrepen, ze hadden veiligheid gebracht, ze moesten alleen weer een keer normaal gaan doen en de ook in ogen van traditionele Afghanen veel te rigide zedelijke voorschriften afschaffen. De huidige Talibaan zijn een samenraapsel van huurlingen, onder leiding van heroïnehandelaren, oude warlords, agenten van de Pakistaanse geheime dienst en handlangers van Bin Laden, uit Soedan, Liverpool of Antwerpen. De laatsten zijn jihadisten waarmee de Afghanen helemaal niets hebben. Die komen de oorlog tegen het Westen voeren, zoals het Westen er de oorlog tegen terreur is komen voeren – maar met het land zelf heeft die oorlog niets te maken.
De oude Talibaan moesten alleen weer een keer normaal gaan doen. Lag het zo simpel?
Daar ben ik totaal van overtuigd! Hun fundamentalistische inrichting van de samenleving zou ook zonder ingrijpen van Amerika, na 11 september, geïmplodeerd zijn. Hun steeds rigidere richtlijnen hadden in de ogen van de gemiddelde Afghaan niets meer met de islam of Afghaanse tradities te maken. Er waren eind jaren negentig tal van dorpen waar ze zich niet meer konden vertonen. Daarom haalden ze de duimschroeven steeds verder aan, maar daarmee bespoedigden ze alleen maar het einde van hun systeem dat van binnenuit onhoudbaar was.
Amerika, het Westen, hadden niets hoeven doen?
Feit is dat de westerse aanpak vaak averechts werkt. Het Westen heeft bewerkstelligd dat de smerigste oorlogsmisdadigers, als Abdul Dostum en Hekmatyar, nu belangrijke posities hebben. In een normale constellatie zouden beide heren naar Den Haag zijn gebracht, maar het zogenaamde democratische parlement verleende hen amnestie. Een politiek compromis, maar de Afghanen snappen daar niets van en zeggen: is dit nu het rechtsysteem dat ons moest worden opgelegd? Nou, dank je wel!
Zijn er nog andere voorbeelden?
In 99-2000 waren de Talibaan zo verzwakt, dat ze de papavercultuur verboden, in hun ogen een enorme knieval voor het Westen. Amerika en de EU hadden beloofd in ruil zaaigoed te leveren, te helpen alternatieve landbouw op te zetten, het isolement te verbreken en te zorgen dat Afghanistan een fatsoenlijk land werd. Maar toen puntje bij paaltje kwam, gebeurde er niets. Voor Amerika was de uitlevering van Bin Laden cruciaal en dat was een onmogelijke klus voor de Talibaan. Een gast uitleveren is in Afghaanse ogen het laagste dat je kunt doen. Al is het een vervelende gast, als je hem buiten de deur zet op bevel van een ander, betekent het dat die heer en meester in jouw huis is. Dat is onmogelijk.
Is dat niet eerder folklore dan een werkelijk motief?
Nou, het is een belangrijke drijfveer van het handelen van Afghanen, die ons bijvoorbeeld beschermt. Daarom werkt onze methode ook: het is hun gezondheidscentrum. Als wij zouden binnenkomen en dat zouden neerplanten, dan komt er niemand. Ze zijn heel huiverig zich in te laten met iets dat niet van hun is. Maar als je ze alleen maar helpt, ben je hun gast en als gast word je beschermd.
U voelt u dus volstrekt veilig?
Tot het mis gaat. Twee maanden geleden zijn twee hulpverleners doodgeschoten in Kaboel. Zolang niet duidelijk is door wie en waarom, is iedereen weer onzeker. Er zijn ook de beruchte nightletters, brieven die s nachts op de deur worden bevestigd: als u niet weggaat, wordt u doelwit. Maar als je de ruzies in je omgeving dan nagaat, blijkt dat vaak bangmakerij van de concurrent. Over het algemeen voel ik me veilig genoeg om bijvoorbeeld op eigen houtje naar Kamp Holland te gaan en weer terug naar het nabije Tarin Kowt en daar te gaan theedrinken met deze of gene.
En de Nederlandse militairen kijken u achter de kantelen van hun burcht na?
Hun geweer is het probleem, maar de Nederlanders zijn heilig vergeleken bij de Amerikanen, ze zijn beheerst en menselijk. Maar je kunt geen trui breien met appelstroop, al is de kwaliteit daarvan nog zo goed. Nog afgezien van het feit dat Uruzgan en heel Zuid-Afghanistan niet de juiste plaats zijn – de jihadisten zitten in het oosten, bij de grens met Pakistan -, is de oorlog tegen terreur een stupiditeit gebleken. Niemand wil het zien, maar uit rapport na rapport blijkt dat de situatie in Afghanistan sinds oktober 2001, sinds het Westen aanwezig is dus, alleen maar slechter is geworden. Terreur is een manier van handelen en daartegen begin je niets met een big army, een standaardleger. Militairen weten dat zelf beter dan ik. Men zou een voorbeeld moeten nemen aan hoe Indonesië en de Filippijnen het aanpakken. Die zetten soft power in, doen aan opbouw, verbeteren levensomstandigheden. En dan krijg je informatie, dan zeggen mensen die het beter krijgen: weet je, de rotzak die dit altijd tegengehouden heeft, die zit dáár. En die pak je s nachts op, zonder machtsvertoon, gewoon met een gericht arrestatieteam. Je haalt iemand uit de bevolking en de bevolking zelf gaat door. Ik denk dat zon aanpak in Afghanistan tot geweldige resultaten zou leiden en hij is ook nog eens een stuk goedkoper.
Dus de dertigduizend extra militairen die de nieuwe Amerikaanse president Obama wil sturen, kunnen beter thuis blijven?
Die militairen worden een deel van het probleem. Die trekken weer anderen aan, die de dertigduizend extra militairen gaan bestrijden. En de Afghaanse bevolking staat erbij en kijkt ernaar en gaat slachtoffer worden van die verhevigde strijd. Daarbij komt dat de bevolking zelf – er zijn boeken over vol geschreven – bezetters absoluut niet tolereert. Het kan niet waar zijn dat er een buitenlander met een geweer door jouw tuin loopt en zegt hoe je je moet ontwikkelen. Eerst dat geweer weg! Je mag ze van advies dienen, maar je moet netjes aan de deur kloppen. Is dat vreemd? Nee, ieder volk reageert in principe zo.
En daarom hebben de Nederlandse militairen een actieradiusje van twintig kilometer, zoals Femke Halsema op de debatavond beweerde. Klopt dat of is het een karikatuur?
Ik denk dat het redelijk klopt. Wel doen ze aan wederopbouw. Maar het blijft een paradox dat een zwaarbewapende militair, wiens uitrusting meer kost dan het verzamelde onroerend goed van het dorp, een boer gaat uitleggen hoe hij zijn landje moet verbouwen. Dat bespreek je toch met een boer en niet met een soldaat?
Dus de missie heeft geen enkele zin?
Het is geweldig dat Nederland een inspanning levert, maar dit is niet het beste middel voor het doel dat we ons gesteld hebben. We hebben een hamer en daarom doen we alsof ieder probleem een spijker is. Maar misschien heb je wel een schaar nodig, of een schep.
In Afghanistan zeggen mensen na dertig jaar oorlog totaal de kluts kwijt te zijn Hulpverleners komen makkelijk binnen. Het probleem is: wanneer gaan ze weer weg Geboren 1959 1986 Doctoraal filosofie 1987-88 coördinator Azië Amnesty International Amsterdam 1990 Doctoraal antropologie 1990-1995 Hoofd kantoor Amsterdam Artsen Zonder Grenzen. Psycho-sociaal veldwerk in Midden-Europa, Afrika en Azië. 1992- 93 Colleges aan Clingendael, Instituut voor Buitenlandse Betrekkingen 1995-98 Voorzitter Raad van Bestuur van Medicam; programmadirecteur Transcultural Psychosocial Organization (PTO) Sinds 1998 directeur HealthNet International 2004 co-auteur van Deacon of Death, documentaire over de zoektocht naar recht in Cambodja, bekroond met een Gouden Kalf.
Foto-onderschrift: Het Westen heeft bewerkstelligd dat de smerigste oorlogsmisdadigers nu belangrijke posities hebben
Trefwoord: Hulpverlening; Gezondheidszorg
Geografie: Afghanistan
Organisatie: HealthNet
Persoon: Willem van de Put
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.


By andre in Actualiteit  .::. (Add your comment)

De oorlog van de toekomst?

De laatste tijd komt het wel eens in het nieuws: de verwoestingen aangericht door onbemande vliegtuigjes (“drones”), vooral dan in de grensstreken van Pakistan. Als we Tom Engelhardt moeten geloven, zijn die drones de toekomst voor de militairen, die dromen van een ‘propere’ oorlog, dwz een oorlog die zoveel mogelijk schade aanricht aan de vijand zonder zelf gevaar te lopen. Een nogal ijzingwekkend vooruitzicht, ontsproten aan het creatieve brein van de wapenspecialisten van het overwegend christelijk land, de VS. Lees hier hoe de toekomstige werkelijkheid de fictie van de computer zal overtreffen.


By andre in Actualiteit  .::. (Add your comment)


You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.