Archive for the '2. Mijlpalen van de Europese eenwording' Category

Mijlpalen van de Europese eenwording (46)

Waarom was er dan toch zo veel commotie rond de grondwet? Omdat men dat bewust zo gewild heeft. Het lijkt er op dat mensen als de Belgische premier Verhofstadt die zichzelf met de Verklaring van Laken (2001) als een van de geestelijke vaders van het grondwetidee beschouwt, bewust hebben afgezien van de stapsgewijze benadering die sinds de jaren vijftig het handelsmerk van de Europese integratie is. Men heeft met de grondwet niet alleen een antwoord willen geven op een aantal praktische problemen die inderdaad dringend moesten opgelost worden. Men heeft bewust ook een groot symbolisch gebaar willen stellen waardoor de Unie zich in de verwarrende internationale context zowel ten aanzien van de eigen bevolking als op het wereldtoneel wou positioneren. Dat is jammerlijk mislukt want wie grote gebaren stelt, mag ook grote gebaren terug verwachten en daar had men blijkbaar niet op gerekend.

Bovendien is de wijze waarop de grondwet tot stand kwam én het uiteindelijke resultaat wederom een compromis tussen voor- en tegenstanders van Europees federalisme. Immers terwijl tot dan toe nieuwe Europese verdragen werden onderhandeld tussen de regeringen (zoals dat voor alle internationale verdragen het geval is), greep men nu naar een hybride formule waarbij de grondwet werd voorbereid door een zogenaamde Conventie bestaande uit afgevaardigden van de nationale parlementen, het Europese parlement en de nationale staten.

Het valt niet te ontkennen: nooit is een Europese Verdrag op zo



Mijlpalen van de Europese eenwording (45)

Het is vooral op het vlak van beslissingsprocedures dat er nieuwe stappen werden gezet: zo was er de vereenvoudiging van de stemprocedure in de Raad van Ministers. Reeds in het Verdrag van Nice was een poging ondernomen om dit in het licht van de naderende uitbreiding te vereenvoudigen maar niemand was echter tevreden met dat compromis.
Voor de Raad van Ministers voorzag de grondwet veel meer gevallen van stemming met gekwalificeerde meerderheid in plaats van per consensus (vijfenveertig nieuwe gevallen, o.m. inzake buitenlands beleid) waardoor het onderscheid tussen de drie pijlers van Maastricht verminderde. Bovendien had men nu telkens een dubbele meerderheid nodig: de stemmen moesten ten minste 55% van de lidstaten vertegenwoordigen én 65% van de totale bevolking van de Unie. Om te vermijden dat de lidstaten met de meeste inwoners een besluit kunnen blokkeren, moet de blokkerende minderheid ten minste vier lidstaten omvatten. Als dit niet het geval is, zal de gekwalificeerde meerderheid worden geacht te zijn bereikt, zelfs indien niet aan het criterium inzake bevolking is voldaan.
Kenners waren het er in het algemeen over eens dat deze manier van werken tot gemakkelijkere besluitvorming zou leiden terwijl er toch een evenwicht was tussen de belangen van grote en kleine landen. Grote landen vonden immers dat het ondemocratisch was hun bevolking blijvend onder te vertegenwoordigen; de kleine landen argumenteerden dan weer dat internationale democratie ook veronderstelt dat zij niet verworden tot de speelbal van de groten.

Naast dit alles werd ook de rol van het Europees parlement vergroot en kwamen er meer terreinen waarop het zijn macht kon laten gelden. Andere nieuwigheden betroffen het beperken van het aantal commissieleden, openbaarheid van sommige vergaderingen van de Raad, veranderingen in het systeem van voorzitterschap van de Raad, de omvorming van de Hoge Vertegenwoordiger tot een Minister van Buitenlandse Zaken, én een petitierecht voor de burgers.
Het ontbreekt ons aan de tijd om dit allemaal uit de doeken te doen maar kort gezegd kunnen we stellen dat de impact van de vernieuwingen in de grondwet relatief beperkt was. Er was bv. nauwelijks of geen sprake van nieuwe bevoegdheden die naar het Europese niveau werden overgedragen, ook al werd dat in het debat dikwijls beweerd. Alles bij elkaar had bv. het Verdrag van Maastricht veel meer impact op het dagelijkse leven van de burgers en op het reilen en zeilen van de Unie. Kortom sommigen waren van mening dat, had men het etiket grondwet niet op de tekst geplakt, er in Frankrijk zelfs geen noodzaak zou zijn geweest voor een referendum.



Mijlpalen van de Europese eenwording (44)

Dat specifieke beleidsterreinen toch in de grondwet opgenomen zijn heeft dan ook alles te maken met het eigenaardige statuut van deze tekst. In feite gaat het hier om een grote coördinatietekst tussen de verschillende verdragen die de grondregels van de Unie hebben bepaald of gewijzigd (Verdrag Van Rome, de Akte, Maastricht, Amsterdam, Nice, en nog een deel andere teksten). De grondwet is dus in de eerste plaats een verdrag, geen echte grondwet. De bestaande verdragen werden nu allemaal samen in één tekst gegoten en hernomen om een overzichtelijker geheel te maken. Hier en daar werden ook nieuwe dingen toegevoegd maar al bij al was heel veel van wat er in de grondwet stond gewoon een herneming van oude teksten. Dat verklaart ook de omvang van het document, en het grote aantal protocollen over zaken die men inderdaad normaal niet in een grondwet vindt en vaak over zeer specifieke dingen in individuele landen gaan (de positie van de Tsjechische staalindustrie, om maar iets te zeggen). Dat verklaart ook waarom de verwerping van de grondwet er niet toe leidde dat de werking van de EU werd lamgelegd. De bestaande regels bleven immers van kracht onder de oude verdragen. Zelfs het charter van de grondrechten werd reeds vroeger goedgekeurd en blijft dus behouden of het nu in de grondwet zit of niet, al is het niet altijd even duidelijk wat het juridische statuut van deze tekst is.

Kortom, de nieuwigheden waren alles bij elkaar beperkt en dat verklaart ook waarom men er uiteindelijk zo makkelijk in slaagt een alternatief voor de tekst in elkaar te boksen, zonder dat het woord grondwet nog moet gebruikt worden. In plaats van teksten te hernemen, verwijst men gewoon naar de teksten in oude verdragen en daarmee is de zaak dan opgelost.



Mijlpalen van de Europese eenwording (43)

De grondwet: falen van het beleid van het grote gebaar.

Hiermee zijn we aanbeland met de laatste



Mijlpalen van de Europese eenwording (42)

Maar daarmee is de toekomst van het Europese Buitenlands- en Veiligheidsbeleid nog niet verzekerd. Naar aanleiding van de discussie rond de Europese grondwet, waarin de hierboven beschreven regelingen grotendeels hernomen en aangevuld werden, vroegen sommigen zich openlijk af of het wel kon om het buitenlandse beleid over te laten aan een orgaan waarover elke directe controle ontbreekt. Los van het feit dat controle over buitenlands beleid en defensie ook voor nationale parlementen vaak een heikele klus is, hebben deze critici een punt. De invloed van het Europese parlement is immers beperkt en die van de nationale parlementen uiteraard ook.
Anderen stellen zich openlijk de vraag of het wel wenselijk is dat Europa een militaire macht ontwikkelt. Zulke geluiden hoort men niet enkel bij traditioneel antimilitaristische en pacifistische groepen. Ook de neutrale Europese landen, intussen met uitzondering van Zwitserland allemaal lid van de Unie, hebben zo hun vragen bij bepaalde ontwikkelingen. Zij zijn zelf traditionele vredeshandhavers in het kader van de Verenigde Naties en zeker niet geneigd om zich via de omweg van de EU te laten meeslepen in operaties die niet gedekt zijn door het fiat van de Verenigde Naties of zeer vergaande interpretaties aan een VN-mandaat geven. Hier speelt dus, naast de traditionele invalshoeken van de groten, ook de neutralistische traditie, die evenzeer een Europese traditie is.

De VN-goedkeuring voor operaties (of het ontbreken daarvan) was ook één van de grote punten bij wat ongetwijfeld de grootste mislukking van het Europees buitenlands beleid van de laatste jaren mag worden genoemd: de Irak-crisis van 2003 en de totaal tegengestelde houdingen die de Europese leden van de VN-veiligheidsraad aannamen. Toevallig waren naast Frankrijk en Groot-Brittannië (permanent lid) ook twee andere grote Europese lidstaten, Duitsland en Groot-Brittannië, in de aanloop naar
de oorlog in Irak lid van de Veiligheidsraad. Waarbij Spanje en Groot-Brittannië de kant van de Amerikanen kozen en Frankrijk en Duitsland (waar op dat ogenblik een roodgroen coalitie aan de macht was) de leiding namen van de oppositie.
De Europese Unie werd verscheurd door de kwestie. De Amerikanen gooiden olie op het vuur door de tegenstanders af te doen als het



Mijlpalen van de Europese eenwording (41)

Daarnaast zijn er diverse agentschappen en studiediensten, die niet afhangen van de Commissie, wel van de Raad.. Belangrijk is ook dat sinds het Verdrag van Amsterdam de Unie zichzelf ook militaire taken heeft toegekend die de basis moeten vormen van het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid. Deze zogenaamde



Mijlpalen van de Europese eenwording (40)

Daar tegenover moeten we in ieder geval vaststellen dat de Amerikanen de NAVO bleven zien als de organisatie bij uitstek waarbinnen zij haar relatie tot de Europeanen regelde. Initiatieven van de Europese Unie om sinds 1997 eerste stappen te zetten op het vlak van defensie werden door de Amerikanen met argusogen bekeken. Zij hebben er een punt van gemaakt de legitimiteit van de NAVO te garanderen door enerzijds veel sneller dan de EU uit te breiden naar Oost-Europa en anderzijds de organisatie om te bouwen tot een instrument voor interventie in crisissituaties en vredeshandhaving (Bosnië, Kosovo, Afghanistan).

Dat neemt niet weg dat het Verdrag van Maastricht en zijn opvolgers een sterke impuls gaven in de richting van buitenlands beleid en defensie. De concrete internationale context van de jaren negentig was hieraan zeker niet vreemd. Als voorbeeld kan hier de oorlog in ex-Joegoslavië gelden. Vergeten we niet dat de onderhandelingen van Maastricht plaats hadden op een ogenblik dat de oorlog, eerst in Kroatië, later in Bosnië, in volle hevigheid losbarstte. Hieruit werden een aantal lessen getrokken. Vooreerst werd het eenzijdige optreden van de Duitse minister Genscher rond de herkenning van Kroatië weinig gesmaakt door zijn collega



Mijlpalen van de Europese eenwording (39)

De tweede pijler: naar een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

De tweede pijler van Maastricht werd gevormd door het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Uiteraard werd hierbij verder gebouwd op de reeds bestaande Europese Politieke Samenwerking (EPS) maar Maastricht ging verder.Voor het eerst verbonden de lidstaten er zich toe hun buitenlands beleid daadwerkelijk te coördineren en voor het eerst viel ook het woord veiligheid, wat een heel behoedzame aanzet was voor een Europese bevoegdheid inzake defensie en militaire zaken. Het dient gezegd dat het buitenlands en veiligheidsbeleid aanzienlijk is geëvolueerd sinds het Verdrag van Maastricht. Met name in het Verdrag van Amsterdam (1997, van kracht sinds 1999) en het latere Verdrag van Nice werden een aantal wijzigingen doorgevoerd. Zo was er in Amsterdam sprake van een gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid wat dus een stap concreter is dan enkel



Mijlpalen van de Europese eenwording (38)

De eerste pijler van Maastricht: naar de euro



Mijlpalen van de Europese eenwording (37)

Het Verdrag van Maastricht: antwoord op woelige tijden

Als we het over mijlpalen in de Europese eenwording hebben dat is het Verdrag van Maastricht er zeker één. Er is veel inkt gevloeid over dit verdrag en zijn gevolgen, het is verguisd en de hemel in geprezen maar twee dingen zijn zeker: Maastricht heeft geleid tot een fundamentele verandering in de integratie, die nu uitgroeide tot een breed proces dat steeds meer terreinen van het maatschappelijk leven besloeg. De Europese Gemeenschap werd een Europese Unie. Daarnaast kan Maastricht ook niet los gezien worden van de omwentelingen in Oost-Europa, de val van de Berlijnse Muur en de Duitse hereniging.

Het was die gewijzigde situatie die de aarzelingen om snel over te gaan tot een eenheidsmunt (zoals voorgesteld door Delors) weg nam. Want Maastricht was een poging om voor de grote uitbreidingsgolven – talrijke kandidaat-leden stonden plots te trappelen voor de deur – nog een verdere economische en politiek integratie te realiseren. Eerst verdiepen en dan uitbreiden, dus. De aarzeling om deze weg te volgen, waren gezien de omstandigheden snel overwonnen, ook al waren er die eerder voorstander waren van het omgekeerde, zoals Thatcher in haar nadagen als Brits premier.

Maar vooral kan men Maastricht zien als een direct antwoord op de Duitse hereniging die in een jaar tijd in versneld tempo werd doorgevoerd. De Europese integratie keerde daarmee terug naar haar oorspronkelijke rol: de Frans-Duitse verzoening inbedden in een breder Europees kader. De Duitse eenwording leidde immers niet alleen tot een sluipende uitbreiding van de Gemeenschap met het economisch verouderde Oost-Duitsland. We kunnen het ons bijna twintig jaar later nog nauwelijks voorstellen, maar in bepaalde kringen, en met name in Frankrijk, heerste toen weldegelijk een bepaalde vrees voor Duitse arrogantie, voor een mogelijk wegdrijven van Duitsland in een neutralistische richting, waarbij het land opnieuw



Mijlpalen van de Europese eenwording (36)

Schengen en de burcht Europa

Naast de kritiek op het ontbreken van een sociale Europa hoorde men in de tweede helft van de jaren tachtig ook de eerste waarschuwingen tegen de



Mijlpalen van de Europese eenwording (35)

De impact van de Akte was enorm: het ging hier om veel meer dan enkel de afschaffing van douanecontrole aan de grenzen. De Europese Gemeenschap greep voor het eerst in op allerlei terreinen. Het kapitaal kon zich vrij bewegen tussen de verschillende landen, wat monetaire stabiliteit meer en meer een noodzaak maakte en het bankwezen een groter, Europese ruimte bracht en een proces van fusies en Europese samenwerking in de banksector op gang bracht.
Er startte vanuit Europa een beweging van geleidelijke privatisering van overheidsdiensten die nog steeds niet voltooid is. Bedrijven konden hun diensten zonder problemen over de grenzen aanbieden.
Maar vooral heeft de Akte voor het eerst een impact gehad op het dagelijkse leven van grote deel van de Europese bevolking. Voorheen was dit eigenlijk alleen voor de boeren en voor de mijnwerkers en staalarbeiders het geval. Europa werd overspoeld met richtlijnen uit Brussel die de randvoorwaarden voor de vrije concurrentie moesten waarborgen. Dat ging van normen voor kinderspeelgoed, over het invoeren van Europese patenten en octrooien en de fysische reorganisatie van luchthavens (omdat er voor vluchten van buiten Europa wel en voor binnen Europa geen controle meer was) tot de kwaliteitsnormen voor filterinstallaties in zwembaden, de methodes ter berekening van gewapend beton, de veiligheidsvoorschriften in liften, of de zogenaamde vogelrichtlijn die natuurgebieden beschermt.

De Eenheidsakte werd door het zakenleven enthousiast onthaald. Het wegvallen van allerlei administratieve beslommeringen en de creatie van een grote interne markt die haar nieuwe expansiemogelijkheden gaf, kon in die kringen uiteraard enkel op bijval rekenen. Minder enthousiast reageerden de vakbonden en andere sociale organisaties die er op wezen dat er wel een grote markt voor arbeid en kapitaal werd gecreëerd maar dat dit niet gepaard ging met stevige sociale bepalingen. Er werd met name op gewezen dat loonpolitiek en arbeidsrecht nog steeds een nationale materie bleven. Sommige mensen ter linkerzijde waren daar overigens niet onverdeeld ongelukkig over. Zij vreesden dat in het neoliberale klimaat Europese afspraken enkel kon leiden tot sociale afbraak. In ieder geval zal vanaf de goedkeuring van de Eenheidsakte de kritiek op het overheersend beleid van de Gemeenschap meer een meer groeien. De Commissie werd ter linkerzijde vaak gezien als de promotor van een uitsluitend (neo)liberaal beleid. Dat was zeker wat de Commissie Delors betreft niet helemaal terecht. Voor Delors was een monetaire unie (met een munt) een noodzakelijk uitvloeisel van een eengemaakte markt om te voorkomen dat landen elkaar zouden beconcurreren via een devaluatie van hun munt. Maar evenzeer moest men vermijden dat men in een neerwaartse sociale spiraal zou terechtkomen doordat landen elkaar zouden beconcurreren via sociale dumping. Delors stelde daarom ook een sociale gemeenschap voor die sociale minimumnormen voor alle landen zou opleggen.

Dat leidde tot zware conflicten tussen Delors en Thatcher. Op de achtergrond speelde hierbij de nooit opgeloste kwestie over de finaliteit van het integratieproces. Thatcher zag de Europese Gemeenschap louter als een sterk uitgebouwde vrijhandelsclub. Delors had wellicht een meer verreikend politiek project voor ogen. Maar los daarvan speelde hier ook een tweede conflict: dat tussen de neoliberale Thatcher en de sociaal-democraat Delors en hun visie op de rol van de overheid (of het nu de nationale staat of Europa is) in de samenleving en in de sturing van het economisch en sociale leven. Thatcher wou niet het risico lopen dat haar neoliberaal beleid in eigen land via een Europese achterpoort weer ongedaan werd gemaakt.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.