Archive for the 'De Oudheid' Category

ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Egypte (3)

EERSTE TUSSENPERIODE

Na de 6e dynastie komt er een tijd van verval van de macht van de farao, een tijd van decentralisatie van die macht, van bestuurlijke chaos, van democratisering ook van het hiernamaals: de edelen en beambten delen in de kwaliteiten van het leven na de dood, tot dan toe voorbehouden aan de farao



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Egypte (2)

HET OUDE RIJK

De koning ofte farao (=



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Egypte (1)

Een stukje chronologische geschiedenis

Rond 5000 v.C. verschijnen in Egypte de eerste landbouwnederzettingen. Een kleine 2000 jaar lang ontwikkelen die zich langzaam, zonder veel naspeurbare invloed van buitenuit. De predynastische Egyptenaar, die leefde van 5000 tot 3100 v.C., begindatum van de eerste dynastie van farao



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Egypte (inleiding)

Inleiding

Met Mesopotamië waren we in de tijd gekomen tot het jaar 539 v.C., jaar waarin Mesopotamië door het nabijgelegen Perzië werd ingepalmd en zijn geschiedenis als deel van het Perzische rijk zou voortzetten. Met Egypte moeten we weer enkele millenia terug in de geschiedenis om de opkomst van het Egyptische rijk mee te maken.

Egypte, land van de Nijl

Samen met het tweestromenland Mesopotamië is Egypte de bakermat van de



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Mesopotamië (besluit)

Tot besluit een samenvattend overzicht

Ongeveer twaalfduizend jaar geleden. Er komt een einde aan de (voorlopig) laatste ijstijd. Het klimaat wordt zachter en milder, de begroeiing neemt weer toe. De homo sapiens (zijn verwant, de neanderthaler, was al een paar tienduizend jaar ervoor om nog niet altijd duidelijke redenen uitgestorven) verovert de vrij gekomen gebieden.

Voor zover we weten hebben de vroegste pogingen om zich in kleine groepen (dorpen, gehuchten) blijvend te vestigen, althans gedurende een deel van het jaar, plaats in het land van Tigris en Eufraat, het genoemde Mesopotamië, het land dat omwille van zijn vruchtbaarheid later de Vruchtbare Sikkel werd genoemd.

In die streek ontstaan de eerste vaste landbouwgemeenschappen, de eerste dorpen, de eerste



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Mesopotamië (7)

Het Gilgamesj-epos

In de bibliotheek van koning Assurbanipal (zevende eeuw v.C.) gevonden, maar daterend van de 17e eeuw v.C., dus duizend jaar eerder.

In de grijze oertijd heeft koning Gilgamesj de grote stad Uruk gebouwd, met haar paleizen en tempels, haar poorten en wallen. Hij is bijzonder trots op zijn werk; het zal hem tot troost strekken, als later zijn verdere avonturen op een mislukking uitlopen. Gilgamesj is een goed bestuurder, maar zijn juk drukt zwaar op de schouders van zijn onderdanen, vooral op hun vrouwen en dochters.
Daarom bidden zij de vruchtbaarheidsgodin Aruru een schepsel te willen verwekken, dat al zijn aandacht zal vergen en hem minder tijd zal laten om zijn vrouwelijke onderdanen wellustige eisen te stellen. Aruru denkt een schepsel uit, werpt klei op de grond, boetseert een gestalte en maakt die levend. Het is Enkidu, een wilde, ruig over zijn hele lichaam en met een lange haardos als een vrouw. Beschaving kent hij niet; hij eet gras als de gazellen en lest zijn dorst op drinkplaatsen. Hij is meer een dier dan een mens; al de tomeloze kracht van Gilgamesj, die zelf als zoon van de godin Nin-Sun meer een god dan een mens is, zal nodig zijn om hem te temmen.
Toch staat Enkidu boven de dieren. Dat bevestigt hij door ze te bevrijden uit de strikken der jagers. Om hem van de dieren te vervreemden, zenden de gedupeerden een hiërodule (een tempelslavin) uit de tempel van Isjtar (de godin van de liefde) naar hem toe, die hem op niet mis te verstane wijze wereldwijs maakt en ontvankelijk voor de civilisatie



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Mesopotamië (6)

Eerste millennium vóór Chr. (1000-539)

Eerste millennium vóór Chr. (1000-539)

Bloei van het Nieuw-Assyrische rijk (883-612) en het Nieuw-Babylonische rijk (625-539). De Babyloniërs zullen met de hulp van de Meden (uit Perzië) Assyrië verwoesten en dan zelf door de Perzen worden veroverd.

Assyrië is in de achtste eeuw een



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Mesopotamië (5)

Enkele uittreksels uit de wetten van Hammoerapi (18e eeuw vóór Chr.):

(6) Wanneer een burger bezit van de god of het paleis steelt, dan wordt deze burger gedood, ook degene die het gestolen goed van hem ontvangt wordt gedood.
(14) Wanneer een burger het kind van een (andere) burger steelt dan wordt hij gedood
(16) Wanneer een burger hetzij een slaaf, hetzij een slavin van het paleis of van een horige, die voortvluchtig is, in zijn huis verborgen houdt, en niet te voorschijn laat komen bij het roepen van de omroeper, dan wordt de eigenaar van het huis gedood.
(25) Wanneer er in het huis van een burger brand uitbreekt en een ander die gekomen is om te blussen een (begerig) oog slaat op het roerend goed van de eigenaar van dat huis, en zich het roerend goed van die eigenaar van het huis toeëigent, dan wordt deze burger in dat(zelfde) vuur gegooid.
(42) Wanneer een burger een veld pacht om het te bebouwen, doch geen graan op het veld verbouwt, dan bewijst men dat hij niet op het veld gewerkt heeft, en hij moet de eigenaar van het veld graan geven overeenkomstig (de oogst) op de grond van zijn buurman.
(109) Wanneer er bedriegers in het huis van een biertapster bijeenkomen, en zij grijpt deze bedriegers niet en draagt hen niet aan het paleis over, dan wordt deze tapster gedood.
(110) Wanneer een naditoem of een entoem (priesteressen) die niet in een klooster woont, (de deur van) een bierhuis opent of zelfs een bierhuis betreedt voor bier, dan verbrandt men deze burgeres.
(131) Wanneer de echtgenote van een burger door haar echtgenoot beschuldigd is, doch niet gegrepen bij het liggen met een andere man, dan zweert zij bij de god en keert terug naar haar huis.
(138) Wanneer iemand van zijn eerste vrouw, die hem geen kinderen gebaard heeft, wil scheiden, dan geeft hij haar geld ten bedrage van haar bruidsprijs, ook vergoedt hij haar de bruidschat die zij uit het huis van haar vader heeft meegebracht. Dan kan hij van haar scheiden.
(157) Wanneer een burger na de dood van zijn vader in de schoot van zijn moeder ligt, dan verbrandt men hen beiden.
(175) Wanneer een slaaf van het paleis of een slaaf van een horige de dochter van een burger tot vrouw neemt, en zij baart hem kinderen, dan heeft de eigenaar van de slaaf ten opzichte van de kinderen van de dochter van de burger geen recht op hun slavernij.
(215) Wanneer een arts aan een burger met een bronzen lancet een diepe wond toebrengt, en (daardoor) de burger genezen laat, of met een bronzen lancet de wenkbrauw van een burger opent en (daardoor) het oog van de burger geneest, dan ontvangt hij daarvoor tien sjekel zilver.
(233) Wanneer een architect voor een burger een huis bouwt, en zijn werk niet met overleg (?) uitgevoerd heeft, en er een muur instort, dan zal deze architect deze muur uit eigen middelen op solide wijze herbouwen.
(244) Wanneer een burger een rund of een ezel huurt en een leeuw doodt hem in het open veld, dan raakt dat alleen de eigenaar.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Mesopotamië (4)

Tweede millennium vóór Chr. (2000-1000)

Deze periode begint met een nieuwe semitische volksverhuizing, ook weer vanuit Arabië, die der Kanaänieten, die de hele staatkundige toestand en de cultuur ingrijpend zal veranderen. Het is het millennium van de langzame opkomst en groei van twee rivaliserende machtspolen in het gebied: in het noorden de militaristische Assyriërs, in het zuiden de verfijndere Babyloniërs, die het culturele peil van de Sumeriërs overerven.
In diezelfde periode, het begin van het tweede millennium, duiken in Klein-Azië (het huidige Turkije) de Hettieten op , een Indo-Europees volk, dat weldra een geduchte tegenstander zal worden van de volkeren in Mesopotamië en van Egypte.

Assyrië en Babylonië

Opkomst, in het noorden, van Assoer, erfgenamen van de Akkadiërs in dat noordelijke stuk van Mesopotamië. Ze trekken weldra ten strijde tegen de zuidelijke Akkadiërs, die rond de stad Babylon een rijk opbouwen.
Opkomst en verval van verschillende rijken (o.m. de Mitanni, de Hoerriten, de Kassieten), strijd om de macht vooral tussen de twee aan macht en invloed toenemende Assyriërs en Babyloniërs.

De wetstèle van HammoerapiWetstele van Hammoerapi

De Babyloniërs in het zuiden hebben de sumerische cultuur geassimileerd. De Babylonische cultuur zal eeuwenlang tweetalig blijven, waarbij in de religie vooral het Sumerisch de gebruikte taal is.
Onder Hammoerapi, koning van Babylon van 1793-1750, wordt Babylonië voor vele eeuwen het geestelijke middelpunt van voor-Azië. De wetstèle van Hammoerapi, gevonden in Soeza (Elam), en zijn brieven aan de god Mardoek getuigen daarvan.
De wetten van Hammoerapi: tegelijk strafrecht, burgerlijk recht en handelsrecht. Bij de straffen hoort niet zelden doodstraf door verbranding of verdrinking. Gevangenisstraf kent dat oude strafrecht niet. Het was een beetje zoals in het oude Israël een wet van vergelding: oog om oog, tand om tand.
De vrouw bezat ondanks de patriarchale structuur van de maatschappij als echtgenote en als priesteres maar ook als zakenvrouw meer rechten dan in het oude Israël. Een sterke nadruk ligt op de drie sociale klassen: de vrije mensen, de horigen van het paleis (een klasse van half-vrije mensen, die tot speciale diensten aan de sjeiks verplicht waren) en de slaven.

Uit zijn brieven blijkt dat Hammoerapi een heerser was die er op uit was zijn onderdanen recht te doen wedervaren. Zijn godsvoorstelling heeft ook een meer ethische inslag: de opvatting dat de koning ook maar een mens is haalt het van de vroegere opvatting die de koning als een god aanzag.
De taal die Hammoerapi gebruikt is bij voorkeur het Akkadisch, hier en daar ook het Sumerisch. Nochtans is er in zijn teksten geen spoor van etnische tegenstelling tussen Akkadiërs en Sumeriërs. Het begrip



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De oudheid: Mesopotamië (3)

Derde millennium vóór Chr. (3000-2000)

Periode van de Sumerische beschaving in het zuidelijk deel van Mesopotamië, slechts onderbroken door een eerste dominantie van een Semitisch volk onder vorst Sargon

Van 3000 tot 2350 krijgen we de vroege dynastieke periode, met van elkaar onafhankelijke stadstaten en staatjes, die vooral omwille van het water regelmatig met elkaar overhoop liggen: Uruk, Kish, Lagash, Umma, Ur



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Mesopotamië (2)

Geschiedenis

Achtste en zevende millennium vóór Chr. (8000-5900)

In het noorden en noordoosten van het huidige Irak vinden we overblijfselen die wijzen op aarzelende sedentarisatie, een gemengd bestaan van jager-verzamelaars en boeren, die eigen gewassen en huisdieren gaan kweken. De huizen zijn gemaakt van in de zon gebakken stenen, en de potten die ze maken waren eerst nog met de hand gemaakt en in de zon gedroogd. Later ontdekken ze de techniek van de bakovens. De eerste versieringen op de potten zijn geometrische lijnen, volgens sommigen nabootsingen van de plantenvezels, waarmee de voorlopers van deze potten, de geweven manden, werden gemaakt. De dorpelingen begonnen ook ruw koper te bewerken, later te smelten en vorm te geven.

Zesde en vijfde millennium vóór Chr. (5900-4000)

Meer zuidelijk, in de alluviale vlakten van Tigris en Eufraat leven gemeenschappen, die gaan gebruik maken van een netwerk van kanalen om de vruchtbare grond te bevloeien. Deze periode wordt de Ubaidperiode genoemd naar Tell al-Ubaid, waar opgravingen hebben aangetoond dat het boeren er professioneel gebeurde, dwz dat de boeren een overschot produceerden voor mensen, die een ander beroep gaan uitoefenen. Steden worden groter en ingewikkelder, met als middelpunt de tempel (bv. in Eridu). Ten oosten van dit gebied, in het zuiden van het huidige Perzië, komt rond die tijd ook een nederzetting op die later Soeza, hoofdstad van Elam, wordt.
Beschilderde keramiek, terra cota



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Mesopotamië (1)

De geografie.
Mesopotamie geografisch
Mesopotamië of Voor-Azië of Tweestromenland: land tussen Tigris en Eufraat, waar zich nu de moderne staten Iran, Irak, Syrië, Libanon, Israël en Palestina bevinden.
In tegenstelling tot Egypte, een open gebied, bewoond, veroverd, doorkruist door heel wat volkeren: de Sumeriërs, de Akkadiërs (Babyloniërs en Assyriërs), de Hoerrieten, Kassieten, Elamieten, Hettieten, Kanaänieten, Arameeërs enz.

Het Zuiden (later Babylonië genoemd): woestijnachtig, dor; moet om vruchtbaar te zijn worden bevloeid. Daarbij kan worden gebruik gemaakt van de hoge waterstand van de rivieren in het voorjaar. Daarom wordt van oudsher het verval van die rivieren geregeld door een net van kanalen. Indien dat niet gebeurt wordt het land in de kortste keren weer steppe of woestijn.
De eeuwenlange irrigatie heeft echter de bodem van dat gebied verzilt, en de vruchtbaarheid ervan zo langzaam aan kapot gemaakt. Vandaar dat nu dat gebied opnieuw tot woestijn en onvruchtbaar land is geworden.
In het uiterste zuiden bevinden zich onafzienbare moerassen, begroeid met manshoog riet in het slib. Ten zuiden van het huidige Bagdad (een stad, door de Arabieren gesticht in de zevende eeuw na C.) begint het rijk van de dadelpalm, één van de belangrijkste bronnen voor overleving aldaar.

Het Noorden (later Assyrië genoemd), rond de stad Ninive, is regenrijker, minder subtropisch en heuvelachtig. Aan de rand ervan bevindt zich het Iraans en Armeens hooggebergte. Aan die kant is Mesopotamië min of meer afgesloten.

In het Zuid-Oosten ligt een vruchtbaar heuvelland, het gebied van Elam (nu behorend tot Iran), met Suza als hoofdstad.

In het Westen tenslotte bevindt zich de praktisch onbewoonde Noord-Arabische woestijnsteppe, aan de rand waarvan Palestina, Libanon en Syrië liggen. Kleine staatjes hebben daar naast elkaar bestaan, maar slechts onder vreemde overheersing (van Assyriërs, Babyloniërs, Perzen, Grieken




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.