Het christendom: wezen en geschiedenis

C.III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

C.III.6 Enkele elementen van het middeleeuws paradigma van het avondland

In de achtste eeuw is het zwaartepunt van het christendom definitief naar het westen verschoven. Het gaat om de dynamiek van de Germaanse volkeren tegenover een oostelijk rijk, dat verscheurd wordt door de beeldenstrijd en zich meer en meer op zichzelf terugplooit en van het westen isoleert.

In het westen komt een versmelting tussen de vitale Westgermaanse-katholieke stammen en de oude Latijnse bevolking, waaruit levenskrachtige Romaanse naties voortkomen. Tegelijk begint de bekering van de Germanen ten oosten van de Rijn, en wordt het heidendom meer en meer teruggedrongen.
We mogen niet vergeten dat in het Westen alleen de katholieke kerk als cultuurmacht was overgebleven. Onder de aanvoering van de paus en met hulp van de monniken wordt de kerstening van de Germaanse en Romaanse volkeren aangepakt.
Daarbij hebben de Benedictijnen een grote rol gespeeld, in kloosters waar aan akkerbouw werd gedaan, aan handwerk en ook aan scholing, die moest dienen om het overschrijven van antieke en christelijke werken mogelijk te maken.
Nochtans kan men tot in de achtste eeuw nog niet spreken van één westerse, rooms-katholieke kerk: niet de paus, maar de koningen en de adel hebben het in die noordelijke streken voor het zeggen. Dat geldt ook voor het grote rijk van de Franken, dat naast het rijk van de Longobarden in Italië op dat moment het enige rijk was in West-Europa.
Het Romeinse pausdom heeft in die tijd wel de heel belangrijke beslissing genomen zich los te maken uit het kader van het Rooms-Byzantijnse rijk en zich tot het Frankenrijk te wenden. Met als bedoeling vrij te worden van zowel de Byzantijnen als de Longobarden en met het oog op een eigen pauselijke staat.
Door zijn overwinning op de Moslims nabij Poitiers, in 732, had Karel Martel, de Karolingische hofmeier, het Frankenrijk gered. De Angelsaksische monniken Willibrord (in Nederland) en Bonifatius (in het Oostfrankische rijk)zetten een hervorming in van de Frankische Rijkskerk en stuurden aan op de onderwerping aan de paus van Rome.
In ruil voor het feit dat Pippijn, de zoon van Karel Martel, door de paus tot Frankische koning wordt ‘benoemd’, zal de paus van Pippijn op de Longobarden veroverde gebieden krijgen, het embryo van de kerkelijke staat van later. Dat gebeurt zelfs als een soort teruggave, want volgens de ‘donatio Constantini’ was dit gebied al door Constantijn aan de paus van Rome toegezegd… Zo kreeg het vervalste document kracht in de realiteit!




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.