ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Griekenland (8)


3. Griekenland, land van de Hellenen: vanaf 1100 v.Chr.

1100-500 v.C.: de geometrische en archaische periode.

Geometrische periode: 1100-750 v.Chr.

Langzaam herstel van de beschaving, meer dan een eeuw na de verwoestende inval van de Doriërs. Vooral in Attica (met Athene) bij de afstammelingen van de Ioniërs, die gespaard bleven van de inval van de Doriërs, en in Klein Azië.
Homerus, auteur van de Ilias en Odyssee
In die periode, rond de achtste eeuw v.C. moet Homerus geleefd hebben, op de kusten van Klein Azië, de bard aan wie het epos (heldendicht) van de Ilias en dat van de Odyssee worden toegeschreven. Deze beide heldendichten, het ene gesitueerd tijdens het beleg van Troje, het andere in de tien jaar van de val van Troje, weerspiegelen dus een beschaving, die door de inval van de Doriërs was kapot gemaakt: dus een beschaving van een kleine vierhonderd jaar voordien. In de Ilias overheerst het tragisch gevoel van helden, die elkaar genadeloos bestrijden, een strijd waarin zelfs de goden tussenkomen. De Ilias heeft de Griekse mentaliteit van ‘de beste zijn’ weerspiegeld en wellicht ook aangewakkerd want elke Griek (tot vandaag de dag trouwens) wordt ermee opgevoed. De Odyssea is eerder een avonturenroman, van de omzwervingen van Odysseus, held van Troje, vanuit Troje tot bij zijn vrouw Penelope op Ithaka (een eiland aan de westkust van Griekenland). De onderwerpen van de grote tragici uit de vijfde eeuw v.C. (Aeschulos, Sophokles en Euripides) zijn eveneens afkomstig uit de mythen van die vóór-dorische tijd.

Het Griekse schrift, overgenomen van de Feniciërs, die het alfabetisch schrift hebben ‘uitgevonden’, met toevoeging van de klinkers, dateert van ongeveer 900 v.C., dus van vóór Homeros. Toch moeten we aannemen dat de heldendichten van Homeros oorspronkelijk van buiten werden geleerd en van mond tot mond werden overgeleverd: het ritme van het gedicht, de vele herhalingen en terugkomende titels van helden wijzen op die techniek van het van buiten leren.

Rond 800 ontstaan de eerste stadstaten ofte “polis”, het kenmerk bij uitstek van de Helleense samenleving ofte ‘politiek’. Deze stadsstaten werden geleid door een ‘monarch’, een koning naar vroeger Myceens model, maar dan op kleinere schaal. Later zullen de edelen zijn gezag gaan betwisten en komt in zijn plaats een soort ‘oligarchie’ aan de macht: een groep aristocraten, door familiebanden verbonden en georganiseerd in stammen.
Rond die tijd ook, als gevolg van beginnende overbevolking en schaarste aan grond, soms wellicht ook als gevolg van misoogsten en daarop volgende hongersnood, begint de kolonisatie van gebieden in Oost en West, door de Griekse ‘colonisten’: Sicilië (Syrakuse en Agrigento!), Zuid-Italië (o.a. Cumae, bekend voor zijn orakels in de grot van de Sibylle; en Sybaris in de golf van Tarente, bekend voor zijn luxueuze levensstijl; Zuid-Italië werd later bekend als ‘Groot-Griekenland’, zo talrijk waren de Grieken er; ze zullen in de volgende eeuwen in de clinch gaan, eerst met elkaar natuurlijk, daarna met de Etrusken, tenslotte met de Romeinen), de kusten van Frankrijk (Marseille!), Spanje, de Zwarte Zee (Byzantium) enz. Elke colonie bleef in contact met de moederstad en dreef er handel mee.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.