ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen: inleiding (2)

Men kan de Middeleeuwen grofweg in twee tijdperken opsplitsen:

  • van 500 tot 1000 na C.: de vroege middeleeuwen. De volksverhuizingen van de Germaanse volkeren, de stichting van de eerste Germaanse rijken (waaronder, achteraf gezien, dat van de Franken het meest stabiele blijkt te zijn), de invallen van de Noormannen.
    In die tijd krijgen we ook de volksverhuizingen van de Slavische volkeren (o.m. de inval van de Magyaren), de verbreiding van de Islam in het Iberisch Schiereiland, Sicilië en Zuid-Italië, de verdere ontwikkeling van het Oost-Romeinse Rijk.
    Het is een tijd van terugval in barbaarsheid en primitiviteit hier in het Westen, van verfijnde beschaving en cultuur in de Islam en in het Oost-Romeinse rijk. Een eerste hoopvol teken van wedergeboorte hier is de Karolingische renaissance.
    Met de inval van de Normandiërs in Engeland in 1066 wordt de periode van de volksverhuizingen afgesloten.
  • van 1000 tot 1500 na C.: de latere middeleeuwen, met de heel langzame opbouw van nationale staten (het verdrag van Verdun in 843 betekende het einde van de droom van een nieuw West-Romeins imperium, van een



  • You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

    Leave a Reply

    You must be logged in to post a comment.