GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (15)

Algerije

Heel zijn geschiedenis lang is Algerije ten prooi geweest aan middelpuntvliedende krachten, zodat een sterke centrale macht eerder een zeldzaamheid was. Na de overheersing van de Ottomanen en de Fransen en een onafhankelijkheidsoorlog van acht jaar heeft Boumédienne (na Ben Bella, die meer charisma dan orde had) van 1965 tot 1978 een beetje revanche kunnen nemen op die geschiedenis. Hij wilde van Algerije een sterke regionale macht maken.

Belangrijk ook is in Algerije het fenomeen van de Berbers, die een groot stuk van het land bewonen en zichzelf de vrije mensen noemen. Op religieus gebied hebben ze steeds geopteerd voor een eigen particularistische invulling: toen ze zich tot het christendom bekeerden (in de vierde eeuw) werden ze donatisten (een ketterij); in de zevende eeuw werden ze na een taaie weerstand tegen de Arabische veroveraars moslims, maar charidji’s (de eerste afscheuring historisch gezien), later sji’ieten en, wanneer de Almoraviden in de elfde eeuw het Soennisme weer invoeren in Algerije, worden ze aanhangers van de Malikitische school, die meer belang hecht dan de andere aan plaatselijke gewoonten en gebruiken met hun mystieke gemeenschappen en maraboets of leiders. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het islamisme (van het FIS, het Islamitisch Heilsfront en nog een aantal verwante partijen en partijtjes) veel echo’s vindt in Algerije. Ook al moet gezegd dat het islamisme vooral een stedelijk fenomeen is.

Het FLN (Nationaal Bevrijdingsfront), dat aan de macht was sinds 1962, heeft vooral onder de opvolger van Boumédienne Chadli Bendjedid, de sociale en economische situatie gaandeweg zien verslechteren. Chadli werd gedwongen in 1989 een nieuwe grondwet uit te vaardigen, waarin geen sprake meer was van socialisme en meerdere partijen werden toegelaten, waaronder het FIS.

Toen het FIS bij de verkiezingen van 1991 na een eerste ronde dreigde de macht over te zullen nemen (ze hadden wel meer dan een miljoen stemmen minder dan het jaar daarvoor bij regionale en gemeenteverkiezingen, maar dank zij het feit dan 41% van de Algerijnen niet naar de stembus gingen waren zij de sterkst georganiseerde groep), hebben de moderniserende militairen de macht gegrepen. Mohamed Boediaf, een oude FLN-leider, werd na dertig jaar verbanning weer binnengehaald als president, maar werd kort daarop (in juni 92) vermoord. Sindsdien werden duizenden mensen het slachtoffer van de burgeroorlog tussen leger en islamisten in Algerije.
Sinds 1999 is Abdelaziz Bouteflika president. Het extreme geweld van de burgeroorlog is na acht jaar geluwd. Maar de vooruitzichten op de vorming van een democratische staat zijn niet erg gunstig.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.