De grote transformatie (6)

Na 1500 voor Chr. trokken de Ariërs de Indusvlakte in het Noorden van India binnen en veel later ook nog de Gangesvlakte. De veda’s ofte rituele teksten, geschreven in het Sanskriet, zijn onze enige bronnen daarvoor. In de Indusvlakte troffen ze de resten aan van een voorgaande beschaving, met steden als Harappa, een beschaving die contacten schijnt gehad te hebben met de Sumeriërs uit het Tweestromengebied. De kern van de veda’s, de rig veda, een verzameling van 1028 hymnen, verdeeld over tien boeken, onthuld aan de grote zieners, gaat op die vroege Ariërs terug. Het zijn geen coherente verhalen over goden en ze bevatten ook geen duidelijke beschrijvingen van de offerrituelen.

De Ariërs, die de Punjab, het Noordwesten van India, binnendrongen, waren ruig levende, woest drinkende mensen. Toch toonden ze ook aanleg voor het spirituele: maar hun zieners vertegenwoordigden slechts een kleine minderheid. Tijdens de late vedische periode (rond 1000 v.C.) ontwikkelden ze het idee van het brahman, de meest verheven werkelijkheid. Het brahman was geen deva (godheid), maar het leven zelf, ondefineerbaar, alleen in rituelen te ervaren.

De religieuze tradities, die ontstaan zijn kort na de inval van de Ariërs in India, zijn volgens Armstrong een reactie op het geweld, dat met die invallen gepaard ging en zich ook uitte in de riten en offers van de beleden godsdienst. Daarom enkele citaten uit het zeer interessante boek van de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis over geweld:

“Benjamin (Walter Benjamin: “Zur Kritik der Gewalt”) suggereert met een verwijzing naar Kaïn, de broedermoordenaar, dat het geweld de grondslag is van elke cultuur. Volgens het verhaal van Genesis 4 werd Kaïn, na Abel gedood te hebben, de stichter van de eerste stad. René Girard heeft laten zien dat dit Bijbelse oerverhaal over het begin van de menselijke samenleving terugkeert in de mythologie van vele volken. De moord van Romulus op Remus bij de stichting van Rome is na het Bijbelverhaal voor de westerse mens hiervan ongetwijfeld het bekendste voorbeeld.”
(Hans Achterhuis: Met alle geweld. Een filosofische zoektocht, p. 37)

“Volgens René Girard (La violence et le sacré, 1972) kan geweld voortkomen uit ondoorzichtige processen waarin ‘goede’ of ‘normale’ mensen zijn betrokken. Wanneer ik een model, een voorbeeldfiguur die ik bewonder, navolg, kan die nabootsing (mimese) tot een gewelddadige botsing leiden als zij zich tot de begeerte uitstrekt. Twee mensen begeren dan hetzelfde object en het geweld is onvermijdelijk. Girard onderkent deze processen van mimetische begeerte ook in het oergeweld en hij laat zien dat de religie een op zich gewelddadige constructie is om dit oergeweld te kanaliseren en te minimaliseren.
(Hans Achterhuis: Met alle geweld. p. 100)




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.