De grote transformatie (13) Griekenland

De bijdrage van Griekenland aan de waarden van de spiltijd.

Rond 1200 v. Chr. verdween de machtige beschaving van de Myceners: wellicht werden de steden ervan (Pylos, Mycene en Tiryns) verwoest door de zeevolkeren. Daarop volgden vier duistere eeuwen: de zgn. Griekse middeleeuwen. Het heldendicht van Homeros , pas in de achtste eeuw op schrift gesteld (dank zij de Fenciërs), getuigt nog van de luister van de teloorgegane beschaving.
De ineenstorting van hun wereld in de dertiende eeuw betekende een trauma voor de Grieken: hun godsdienst in de negende eeuw was dan ook pessimistisch en onheilspellend, de goden gevaarlijk, wreed en grillig.

In de 8ste eeuw v.Chr. ontstaat de polis, de kleine onafhankelijke stadsstaat (met een stadsmuur, een tempel, een vergaderplaats en een haven). De samenleving wordt egalitair (althans wat de mannen betreft), met nadruk op debat (agon) en heldencultus. En met een Olympus vol goden, die geen mededogen kenden, onverschillig als ze waren voor het leed van de mensen. Die polis wordt in de zevende eeuw gemilitariseerd, met de opvallende opkomst van Sparta in de Peloponesos. Hesiodos is de dichter van die tijd: “Werken en Dagen”, waarin hij pleit voor sociale rechtvaardigheid, en “Theogonie” over de strijd tussen de goden en het streven naar meer helderheid, orde en definitie.

De zevende eeuw kende ook de opkomst in verschillende stadsstaten van de ‘tiran’, mannen die op niet-legale wijze aan de macht kwamen om voor het volk te regeren. Tegelijkertijd had een militaire vernieuwing plaats: oorlogsvoering werd minder en minder het voorrecht van een aristocratische elite maar het werk van de ‘hopliet’ , of hij aristocraat was of boer – iets wat een nieuwe gelijkheid tussen mensen tot stand bracht. Dit legde de fundamenten van de democratie.
In dat leger van hoplieten werd de ‘logos’ , het gesproken woord, belangrijker dan de ‘mythe’: logos als praktisch, effectief en accuraat.

In de zesde eeuw komt Athene meer en meer op de voorgrond: de inwoners kozen Solon om door het wijzigen van de grondwet een burgeroorlog tussen de edelen en de boeren te vermijden.
Solon wilde af van de ‘dysnomia’ (de wanorde), waar de burgers verantwoordelijk voor waren als resultaat van menselijk egoïsme. Alleen gebundelde politieke inspanningen konden leiden tot ‘eunomia’ (juiste orde), want de goden kwamen niet tussenbeide in menselijke zaken. Solon’s principe van eunomia zou mede de vroege Griekse wetenschap en filosofie vormgeven




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.